ECLI:NL:HR:2012:BX1760

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01252
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beëdiging deskundige in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1961, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin het verzuim werd aangevoerd dat de ter terechtzitting gehoorde deskundige niet als getuige was beëdigd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper, stelde dat het Hof had verzuimd de deskundige, H.C.E. Groven, ook als getuige te beëdigen, wat volgens hen een schending van de procedurele regels inhield.

De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdediging onjuist was. De deskundige had op de terechtzitting de wettelijke belofte afgelegd dat hij naar waarheid en zijn geweten zou verklaren, zoals voorgeschreven in artikel 51m, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel, dat op 1 januari 2010 in werking trad, stelt dat de deskundige bij zijn verhoor op de terechtzitting beëdigd wordt. De Hoge Raad concludeerde dat de afgelegde belofte van de deskundige voldoende was en dat er geen noodzaak was voor een afzonderlijke beëdiging als getuige.

De overige middelen die door de verdediging waren ingediend, konden ook niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat deze middelen geen rechtsvragen opriepen die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep van de verdachte verworpen, en de uitspraak van het Gerechtshof bleef in stand.

Uitspraak

15 juni 2012
Strafkamer
nr. S 11/01252
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 juni 2010, nummer 20/002859-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd de ter terechtzitting gehoorde deskundige tevens als getuige te beëdigen.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2010 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter doet de deskundige H.C.E. Groven voor het hof verschijnen.
Deze doet op de vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, geboortedatum, beroep, woon- of verblijfplaats zoals hieronder is vermeld, verklaart geen bloed- of aanverwant van verdachte te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de belofte af dat hij als deskundige naar waarheid en zijn geweten zal verklaren."
2.3. Art. 51m, tweede lid, Sv, dat is ingevoerd bij de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet deskundige in strafzaken (Stb. 2009, 33), luidt als volgt:
"De deskundige wordt bij zijn verhoor op de terechtzitting beëdigd dat hij naar waarheid en zijn geweten zal verklaren."
2.4. Uit het hiervoor onder 2.2 weergegeven proces-verbaal blijkt dat de deskundige in overeenstemming met art. 51m, tweede lid, Sv de belofte heeft afgelegd. Het middel berust kennelijk op de opvatting dat nu de deskundige - gelet de inhoud van de door hem afgelegde verklaring - tevens als getuige is gehoord, hij ook afzonderlijk als getuige had moeten worden beëdigd. Die opvatting is onjuist aangezien de op grond van art. 51m, tweede lid, Sv door de deskundige afgelegde eed/belofte dat hij naar waarheid en zijn geweten zal verklaren, omvat dat hij ook als mogelijke getuige naar waarheid zal verklaren.
2.5. Het middel faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 juni 2012.