ECLI:NL:HR:2012:BX1755

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00887
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1947 en wonende te [woonplaats], was in hoger beroep veroordeeld voor belaging van zijn ex-vrouw, [betrokkene 1]. De tenlastelegging betrof het stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 6 oktober 2008. De verdachte had onder andere bedreigende brieven achtergelaten en zich hinderlijk bij de woning van [betrokkene 1] opgehouden.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had nagelaten om uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen op een verweer van de verdachte, dat niet louter feitelijk was. Dit verweer stelde de vraag aan de orde of de verdachte gerechtigd was tot zijn gedragingen, gezien de omstandigheden dat [betrokkene 1] onrechtmatig in de voormalige echtelijke woning verbleef. De Hoge Raad concludeerde echter dat deze omstandigheid niet automatisch rechtvaardigt dat de verdachte inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1].

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar slechts wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot vijf maanden en drie weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden in zaken van belaging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Uitspraak

30 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/00887
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 23 juli 2010, nummer 21/000530-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een door de verdachte gevoerd verweer.
2.2. Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 6 oktober 2008, te [plaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een vrouw, genaamd [betrokkene 1], met het oogmerk [betrokkene 1], te dwingen iets te doen, immers heeft verdachte daartoe toen aldaar
- meermalen een brief op de deur van de woning van [betrokkene 1] aan de [a-straat 1] geplakt en een brief bij de woning van [betrokkene 1] achtergelaten, met daarin geschreven: "Zorg dat je binnen 2 dagen vertrokken bent. Bespaar de kinderen/kleinkinderen een gedwongen uitzetting" en "Zorg ervoor dat je uiterlijk 10.00 uur maandag 18 augustus a.s. deze woning verlaten hebt" en "Je hoort thuis in een vrouwengevangenis" en
- brieven verstuurd naar [betrokkene 1] en naar familieleden van [betrokkene 1] en
- langs de woning van [betrokkene 1] gereden en zich hinderlijk bij de woning van [betrokkene 1] opgehouden en
- [betrokkene 1] benaderd en aangesproken."
2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnotitie. Deze pleitnotitie houdt onder meer het volgende in:
"Punt 4 - Toewijzing woning adres [a-straat 1] te [plaats].
De boedelscheiding - rechter heeft beslist dat de woning [a-straat 1] te [plaats] toegewezen wordt aan verdachte als zijnde o.a. eigenaar.
De rechtbank heeft tevens beslist dat [betrokkene 1] bevoegd is tot verblijf op adres tot uiterlijk 6 maanden na inschrijving van de echtscheiding.
[Betrokkene 1] heeft de echtscheiding doen inschrijven te Markelo op 27 april 2007.
[Betrokkene 1] is derhalve bevoegd (geweest) tot verblijf op adres [a-straat 1] te [plaats] tot uiterlijk 27 oktober 2007.
Punt 5 - Opvolging beslissing boedelscheiding-rechter.
In de periode na 27 oktober 2007 heeft verdachte als eigenaar/wettig bewoner van de hem rechtens toegewezen woning op diverse data gekeken / onderzocht of [betrokkene 1], die taal noch teken gaf, de woning reeds verlaten had, waarbij de voorkeur bij verdachte uitging naar vrijwilligheid of eigen initiatief van de kant van de ex.
Daarbij is door verdachte tevens gebruik gemaakt van schriftelijke berichten / aanmaningen.
[Betrokkene 1] zou geen getuige zijn geweest hiervan indien ze opvolging gegeven zou hebben aan de beslissing van de rechtbank en uiterlijk per 26 oktober 2007 de woning te hebben verlaten. Derhalve een vorm van uitlokking van een situatie.
* Conclusies ad punt 4 + 5;
A6 - Aangeefster [betrokkene 1] bevindt zich in de periodes vermeld in de dagvaarding (en/of in het bevel tot in verzekering stellen) civielrechtelijk niet in de positie zich te kunnen beroepen op een bevoegd verblijf op adres [a-straat 1] te [plaats].
Ten gevolge daarvan verkeert ze in betrokken periodes niet in de positie ten opzichte van verdachte om aangifte te kunnen doen over een vermeend delict haar aangaande op een adres alwaar ze onbevoegd verblijft.
A7 - Het begrip "Stalken / belagen" betreft een 1e - actie.
Stalken / belagen, oftewel; iemand benaderen zonder gewettigde aanleiding.
Verdachte reageert in principe op een door [betrokkene 1] veroorzaakte situatie. Een reactie valt niet in de categorie wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een andere persoon.
Verdachte reageert in principe op een door [betrokkene 1] veroorzaakte situatie.
(...)"
2.4. Het door de verdachte gevoerde verweer houdt, zakelijk weergegeven, in dat de aangeefster [betrokkene 1], zijn ex-vrouw, onrechtmatig verbleef in de voormalige echtelijke woning die door de rechter in de echtscheidingsprocedure aan de verdachte was toegewezen en dat de verdachte haar heeft benaderd om haar te sommeren de woning te verlaten. Dat verweer is niet louter van feitelijke aard, maar stelt de vraag aan de orde of in de gegeven omstandigheden sprake is van "wederrechtelijk" inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] als bedoeld in art. 285b Sr. Op zodanig verweer was het Hof gehouden uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen. Dat heeft het Hof nagelaten. Het middel is dan ook terecht voorgesteld. Dat behoeft evenwel op grond van het navolgende niet tot cassatie te leiden.
2.5. Het verweer berust op de opvatting dat de enkele omstandigheid dat [betrokkene 1] onrechtmatig in de voormalige echtelijke woning verbleef, meebrengt dat de verdachte gerechtigd is tot de tenlastegelegde gedragingen waardoor stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1], ongeacht de aard, frequentie en duur daarvan. Die opvatting is onjuist. Het Hof had het verweer dus slechts kunnen verwerpen.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vijf maanden en drie weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 30 oktober 2012.