ECLI:NL:HR:2012:BW9985

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04128
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorwaardelijk opzet bij zwaar lichamelijk letsel en poging tot moord

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1954, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noord, locatie De Grittenborgh' te Hoogeveen. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.P. Snorn. De Advocaat-Generaal Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de veroordeling van de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voor herbehandeling van het hoger beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de bewijsvoering die door het Hof was gepresenteerd, waarin onder andere de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer, alsook medische rapportages, zijn opgenomen.

De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn echtgenote, en van de poging tot moord door haar op 20 juli 2009 in Heerenveen te mishandelen. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder aangiftes en verklaringen van getuigen. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte door meermalen op de buik van zijn vrouw te springen, de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en overlijden had aanvaard, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet.

De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarbij werd vastgesteld dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld over de bewijsvoering en de intentie van de verdachte. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere oordelen van de lagere rechters en onderstreept de ernst van de beschuldigingen tegen de verdachte.

Uitspraak

3 juli 2012
Strafkamer
nr. S 11/04128
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 27 juli 2011, nummer 24/001253-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord, locatie De Grittenborgh" te Hoogeveen.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de veroordeling ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2 niet zonder meer volgt dat de verdachte meermalen heeft geprobeerd zijn vrouw zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dat zijn opzet daar telkens op was gericht.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard, dat:
"feit 1 primair:
hij op 20 juli 2009, te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer] bij haar schouders en haar hoofd heeft vastgepakt en [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en vervolgens meermalen op de buik van [slachtoffer] is gesprongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij in de periode van 28 juli 1997 tot en met 19 juli 2009, te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, te weten [slachtoffer], meermalen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, telkens met dat opzet, voornoemde [slachtoffer]
- met kracht op de grond heeft gegooid waarbij verdachte vervolgens op de buik is gesprongen, terwijl de uitvoering van dat misdrijf telkens niet is voltooid,
en
hij in de periode van 28 juli 2003 tot en met 19 juli 2009, te Heerenveen, meermalen, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [slachtoffer],
- met kracht en met gebruikmaking van verschillende voorwerpen, waaronder een riem en een metalen buis en een plastic tennisracket, op haar lichaam heeft geslagen en gestompt
en/of
- met kracht in haar gezicht en elders op haar lichaam heeft geslagen en gestompt
en/of
- met kracht tegen haar bovenlichaam heeft getrapt en geschopt."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Feit 1 primair en 2:
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen onder 1 primair en 2 bewezen is verklaard de navolgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 augustus 2009 in wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (p. 74. e.v. van het dossier), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
als verklaring van [slachtoffer]:
Vorige week maandag, 20 juli 2009, ben ik door mijn man zo erg mishandeld dat ik daardoor ernstig gewond ben geraakt. Mijn man sloeg en stompte mij regelmatig op alle plaatsen waar hij me raken kon. Mijn man heet [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Aanstaande 7 augustus zijn we 30 jaar getrouwd. Hij slaat en stompt altijd op mijn rug en hoofd. Soms slaat hij me met de hand, soms met de vuist.
Die maandagmiddag was het in de gang begonnen. Hij sloeg me eerst met de hand en toen met zijn vuist. Daarna gingen we naar de keuken. Daar gooide hij mij op de grond. Hij pakte mij dan altijd van voren bij mijn hoofd en/of schouders en dan val ik achterover. Ik viel toen op mijn rug. Hij heeft me eerst een of twee keren geschopt tegen mijn lichaam en daarna is hij twee of drie keren op mijn buik gesprongen. Hij moest steunen op het aanrecht. Met beide voeten sprong hij op mijn buik. Hij kwam vol op mijn buik terecht. Ik voelde daardoor heel veel pijn.
Het oude letsel is op dezelfde manier gebeurd. Dat is een paar maanden geleden gebeurd. Ik heb ook wel eens een vuistslag gehad. Ik heb mijn kin daardoor aan de rechterkant helemaal kapot gehad. [Verdachte] heeft mij veel vaker mishandeld. Eigenlijk begon dat na onze kennismaking direct, twee jaren voor ons huwelijk ongeveer. U vraagt me wat voor soorten letsel hij me allemaal bezorgd heeft in de loop der jaren. Blauwe plekken, blauwe ogen, dikke benen van het trappen, mijn hoofd, gebroken ribben. Die eerdere gebroken rib kan alleen van hem gekomen zijn. Het kan ook wel tien jaar geleden zijn. Als hij erg was/is dan springt hij altijd op mijn buik.
2. Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 23 september 2009 in wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] (p. 82 e.v. van het dossier), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven - :
als verklaring van [slachtoffer]:
U zegt me dat u in onze woning een aantal voorwerpen heeft aangetroffen die u gefotografeerd hebt ten behoeve van uw onderzoek. Dat gaat om een metalen buis en een plastic tennisracket. Mijn man heeft mij daarmee veelvuldig en langdurig mishandeld. Slaan met de riem deed hij bijna dagelijks. De laatste 5 of 6 jaren was dat een gewoonte geworden. Hij had de riem eigenlijk altijd gewoon in de hand bij de gesp en sloeg me met het overige deel met al zijn kracht op mijn rug (of armen als hij de rug miste) en op mijn billen. Zijn agressieve gedrag werd steeds erger. De riem werd vervangen door die buis. Met die buis sloeg hij daarna ook altijd met kracht op mijn rug en de handen. Zijn mishandelingen deden erg zeer.
3. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 13 juli 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Ik heb [slachtoffer] op 20 juli 2009 in de keuken van onze woning in Heerenveen geschopt. [Slachtoffer] is op de grond terecht gekomen. Het klopt dat ik me tijdens het gebeuren op 20 juli 2009 aan het aanrecht heb vastgehouden. Ik heb wel het idee dat ik het letsel dat op 20 juli 2009 is ontstaan, veroorzaakt heb.
Het klopt dat ik [slachtoffer] jarenlang op allerlei manieren heb mishandeld.
4. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 20 april 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
U houdt mij voor dat mijn vrouw heeft verklaard dat ze op 20 juli 2009 door mij is mishandeld en dat ze op de intensive care van het ziekenhuis heeft gelegen. Ik heb tweemaal in haar buikstreek geschopt. Het is me bekend dat je wel vitale organen kunt raken.
Ik heb mijn vrouw mishandeld. De mishandelingen hebben jaren geduurd. De mishandelingen hebben plaatsgevonden in de woning te Heerenveen, aan [de a-straat].
U houdt me voor dat mijn vrouw spreekt over blauwe ogen, blauwe plekken en gebroken ribben. Dat is wel gebeurd de afgelopen 10 jaar. Ik heb haar wel geslagen met een kofferriem, omdat deze voorhanden was. Het aluminium buisje lag ook voorhanden. Ik sloeg op haar armen, rug, handen en billen. Ik wist dat het pijn deed. Ik sloeg ongeveer één keer per veertien dagen.
5. Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 1 augustus 2009 in wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] (p. 66 e.v. van het dossier), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
als verklaring van [betrokkene 1]:
Ik woonde op het adres [a-straat 1] in Heerenveen met mijn vader, moeder en mijn broer [betrokkene 2]. Ik heb gezien hoe vader mijn moeder in haar gezicht sloeg, haar overal op het lichaam schopte en sloeg. Hij ramde er dan gewoon hard op los. De mishandelingen zijn er altijd geweest. Meerdere keren per week. U vraagt me welk letsel ik het laatste half jaar gezien heb. Moeder had blauwe ogen en knijpplekken in haar armen en oren. Ze had ook wel dikke blauwe vingers. Eerst mishandelde vader haar alleen met zijn handen en voeten maar later ook met voorwerpen door haar daarmee te slaan.
6. Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 23 juli 2009 in wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] (p. 90 e.v. van het dossier), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
als verklaring van getuige [getuige]:
Ik ben als algemeen chirurg werkzaam in ziekenhuis De Tjongerschans in Heerenveen. Twee dagen geleden, maandag 20 juli 2009, had ik dienst. Er werd daar toen een mevrouw binnengebracht. De eerste arts die haar op de EHBO onderzocht was een huisarts in opleiding, [betrokkene 3]. Zij belde me met de mededeling dat de buik van [slachtoffer] (het hof begrijpt aangeefster [slachtoffer]) niet goed was. Mevrouw had een lage bloeddruk, een teken van shock. Om die reden werd een CT-scan gemaakt. Mevrouw had vrij veel lucht in haar buik (lucht buiten de darmen) hetgeen duidt op een perforatie. Mevrouw had hevige pijn en was er beroerd aan toe. Ze werd direct overgebracht naar de operatiekamer. Ik heb vervolgens direct de operatie uitgevoerd. Ik heb me verbaasd over het letsel van [slachtoffer]. Ik zag dat haar hele lichaam onder de oude bloeduitstortingen zat. Bovendien had zij behalve een darmperforatie aan weerszijden meerdere ribfracturen. Ik zag aan de linkerzijde zowel een oude als een nieuwe ribfractuur. Bij die oude ribfractuur was zichtbaar dat zich om de breuk heen al nieuw bot gevormd had. Dat betekent dat het een fractuur is van tussen de 6 weken tot 4 à 5 maanden geleden. U vraagt me hoe iemand aan weerszijden dergelijk letsel kan oplopen. Dat kan alleen als aan twee kanten flink geweld is toegepast. Aan de rechterzijde waren twee verse ribfracturen. Voor een ribfractuur is flink geweld van buitenaf voor nodig. Gezien de plaatsen zijn er verschillende acties voor nodig.
7. Een schriftelijk stuk, te weten een Verslag Letselrapportage van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst opgemaakt op 28 oktober 2009 door A.W. Westerveld, forensisch geneeskundige KNMG (los in het dossier), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
als verklaring van A.W. Westerveld:
Het letsel bij opname op 20 juli (het hof begrijpt: 20 juli 2009) bestaande uit perforatie van een darm is onbehandeld levensbedreigend. Bij het lekken van de darminhoud naar de vrije buikholte ontstaat behalve acute heftige pijn ook een ontsteking van het buikvlies en de buikinhoud die uiteindelijk via bloedvergiftiging tot de dood leidt. Dit is een proces van hooguit enkele dagen. Mevrouw is acuut geopereerd, waarbij het geperforeerde darmgedeelte is verwijderd. Een stomp buiktrauma, de oorzaak van het buikletsel bij mevrouw, kan ontstaan door springen op of schoppen tegen het lichaam."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
"Het hof heeft in het arrest onder l primair bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer] op 20 juli 2009 opzettelijk van het leven wilde beroven door meermalen op haar buik te springen. Onder 2 is bewezen verklaard dat hij haar door diezelfde handeling in de daaraan voorafgaande jaren meermalen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen.
Het hof is van oordeel dat de kans op zwaar lichamelijk letsel en overlijden als gevolg van springen op de buik - gelet op de vitale organen die zich in de buik bevinden - aanmerkelijk is te noemen. Het hof is voorts van oordeel dat voornoemde handeling - het springen op de buik waarbij verdachte zich vasthield aan het aanrecht - naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is op de dood van het slachtoffer (feit 1 primair) en op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (feit 2) dat gezegd kan worden dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Derhalve was er bij verdachte bij de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten sprake van voorwaardelijk opzet."
2.3.1. Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof onder meer tot het bewijs gebezigd een verklaring van de verdachte inhoudende dat hij zijn echtgenote, [slachtoffer], jarenlang op allerlei manieren heeft mishandeld, een verklaring van de behandelend chirurg [getuige] inhoudende dat hij over het hele lichaam van [slachtoffer] oude bloeduitstortingen had waargenomen evenals zowel een oude als een nieuwe ribfractuur, alsmede een verklaring van [slachtoffer], luidende: "Als hij erg was/is dan springt hij altijd op mijn buik".
Het Hof heeft uit deze verklaringen, bezien in het verband met de overige gebezigde bewijsmiddelen, kunnen afleiden dat de verdachte heeft geprobeerd meermalen zijn vrouw zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
2.3.2. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat het springen op de buik zozeer was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat gezegd kan worden dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard en dat bij de verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet.
Aldus heeft het Hof niet onbegrijpelijk tot uitdrukking gebracht dat de verdachte telkens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.
2.4. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 juli 2012.