ECLI:NL:HR:2012:BW9956
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en vermindering van gevangenisstraf in cassatie wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1947, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat van de verdachte, mr. B.A. Vink, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de gevangenisstraf te verminderen van 24 maanden naar 22 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De Hoge Raad heeft verder vastgesteld dat er geen gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing is genomen in het belang van de rechtseenheid en rechtsontwikkeling, waarbij de Hoge Raad heeft aangegeven dat het tweede middel gegrond is. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.