ECLI:NL:HR:2012:BW9878

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01765
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over restitutie van geldleningen en verjaring van rente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de restitutie van geldleningen en de verjaring van rente. De eiser, wonende in Frankrijk, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2009. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en constateert dat de verweerster in cassatie niet is verschenen. De advocaat van de eiser, mr. P. Garretsen, heeft de zaak toegelicht en gereageerd op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het civiele recht en de voorwaarden waaronder restitutie van geldleningen kan plaatsvinden. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van civiel recht, met name in relatie tot de toerekening van betalingen en de verjaring van vorderingen.

Uitspraak

14 september 2012
Eerste Kamer
11/017652
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats], Frankrijk,
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 420045/HA ZA 09-537 van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2009;
b. het arrest in de zaak 200.057.673/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 26 oktober 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door mr. P. Garretsen voornoemd.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft op 6 juli 2012 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is vastgesteld op 30 augustus 2012 en gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.D.H. Asser en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 14 september 2012.