ECLI:NL:HR:2012:BW9304

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02870
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het ontbreken van middelen van cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1947, had beroep ingesteld, maar er was geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Dit leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in het beroep. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. De Hoge Raad oordeelde dat het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht was genomen, waardoor de verdachte niet kon worden ontvangen in het beroep. De Hoge Raad verklaarde de verdachte dan ook niet-ontvankelijk in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

26 juni 2012
Strafkamer
nr. S 11/02870
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 februari 2010, nummer 23/002015-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 juni 2012.