ECLI:NL:HR:2012:BW9194
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de bewezenverklaring van opzet in een strafzaak betreffende accijnsgoederen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in deze strafzaak beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen, in dit geval ongeveer 9.916.400 sigaretten, die niet overeenkomstig de Wet op de accijns waren betrokken. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.M. Seebregts. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het opzet van de verdachte ontoereikend was gemotiveerd. De rechtbank had abusievelijk uitgegaan van een verkeerde hoeveelheid pallets met koelkasten waarin de sigaretten waren verstopt. Dit leidde tot de conclusie dat het opzet van de verdachte niet zonder meer kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven en dat de overige middelen geen bespreking behoefden.
De beslissing van de Hoge Raad was dat het arrest van het Gerechtshof werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring van opzet in strafzaken, vooral wanneer het gaat om complexe feiten zoals het voorhanden hebben van grote hoeveelheden accijnsgoederen.