ECLI:NL:HR:2012:BW9181

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03688
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bewezenverklaring van medeplegen bij inbraak en diefstal

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 3 augustus 2010 werd gewezen in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van inbraak en diefstal bij buurthuis [A] in Breda, gepleegd in de nacht van 11 op 12 november 2007. De Rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de inbraak, maar het Hof bevestigde het vonnis van de Rechtbank met aanvulling van gronden. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering voor het medeplegen onvoldoende is gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 26 juni 2012, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren.

Uitspraak

26 juni 2012
Strafkamer
nr. S 10/03688
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 augustus 2010, nummer 20/002969-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde haar in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2 wat het "medeplegen" betreft ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.1. Het Hof heeft - met aanvulling van gronden - het vonnis van de Rechtbank bevestigd. De Rechtbank heeft ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 11 november 2007 tot en met 12 november 2007 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan buurthuis [A], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een niet op hun naam gestelde pinpas."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Onder feit 2 wordt verdachte primair verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een inbraak op 11 november 2007 bij buurthuis [A] in Breda. Bij deze inbraak zijn portemonnees, een laptop, bankpassen, mobiele telefoons, een compressor en een Tom Tom navigatiesysteem weggenomen. De inbraak heeft plaatsgevonden tussen 01.50 uur en 05.00 uur 's nachts. Blijkens informatie van de Rabobank zijn er op 11 november 2007 diverse transacties verricht met één van de weggenomen bankpassen.
De eerste twee pintransacties werden gedaan bij geldautomaten van de ING en de Rabobank in Breda, respectievelijk om 05.25 uur en 05.47 uur in die bewuste nacht. Verdachte heeft ontkend dat hij bij de inbraak betrokken is geweest en dat hij de hiervoor genoemde twee pintransacties heeft verricht.
Voorts hebben er op diezelfde dag om 06.46 uur en 07.09 uur pintransacties plaatsgevonden met de bij de inbraak weggenomen bankpas. In dit geval ging het om handelingen bij filialen van de Shell en de Esso in Breda. Hierbij zijn bij een betaalautomaat bedragen van € 5,15 en € 3,90 gepind. Naast het feit dat van deze handelingen camerabeelden zijn veiliggesteld en door verbalisanten is geconstateerd dat de dader bij beide pintransacties soortelijke kleding draagt en dat het gelaat van de persoon die op de beelden bij de Esso te zien is sterke gelijkenis vertoont met het gelaat van de hen ambtshalve bekende verdachte [verdachte], heeft verdachte bekend dat hij deze twee transacties heeft verricht en dat hij ook wist dat het om een gestolen bankpas ging. Gelet op deze bewijsmiddelen kan het tweede deel van het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Hoewel de rechtbank de ontkennende verklaring van verdachte over zijn betrokkenheid bij de inbraak en het opnemen van de geldbedragen bij de geldautomaten volkomen ongeloofwaardig acht, bevindt zich in het strafdossier onvoldoende overig bewijs om verdachte aan deze strafbare feiten te kunnen linken. Naar het oordeel van de rechtbank zit er een te groot tijdsbestek tussen de inbraak (gepleegd tussen 01.00 uur en 05.00 uur) en de eerste keer dat verdachte tijdens het pinnen in beeld is gekomen (06.47 uur) om met 100% zekerheid vast te kunnen stellen dat verdachte voor de inbraak bij [A] en de pintransacties bij de ING en de Rabobank verantwoordelijk moet worden gehouden, hetgeen ook door de officier van justitie en de verdediging is betoogd. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken."
3.2.3. Het Hof heeft in zijn arrest nog het volgende overwogen:
"De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering.
Naast de door de eerste rechter gebruikte bewijsmiddelen komt de bewezenverklaring mede te berusten op de verklaring van de aangeefster, [betrokkene 1], afgelegd op 12 november 2007, voor zover deze inhoudt: "Ik ben tot de ontdekking gekomen dat er een betaalpas van de Rabobank met rekeningnummer [001] bij mijn woninginbraak is weggenomen. De pas behoort toe aan het buurthuis "[A]". Vanochtend, maandag 12 november 2007, kwamen wij erachter dat er met voornoemde pas op diverse locaties in Breda gepind was."
3.3. Aangezien de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte "tezamen en in vereniging met anderen" een hoeveelheid geld heeft weggenomen, niet zonder meer uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 juni 2012.