ECLI:NL:HR:2012:BW9179
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- Y. Buruma
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Recht op laatste woord in cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1950 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, mr. H.M.W. Daamen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het hof in strijd heeft gehandeld met artikel 311, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel bepaalt dat de verdachte het recht moet worden gelaten om als laatste te spreken. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat dit recht aan de verdachte is gelaten. Hierdoor is het voorschrift niet in acht genomen, wat leidt tot nietigheid van de uitspraak.
De Hoge Raad heeft het bestreden arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De overige middelen van cassatie behoefden geen bespreking, aangezien het middel dat betrekking had op het recht op laatste woord reeds voldoende was om de uitspraak te vernietigen. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.