ECLI:NL:HR:2012:BW8683
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en de ontvankelijkheid van cassatiemiddelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 11/01464 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 juli 2010, die betrekking had op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte, geboren in 1954, had zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.J. Visser. De Advocaat-Generaal, Silvis, concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat één van de voorgestelde middelen geen cassatiemiddel in de zin der wet was, omdat het middel gericht was op vernietiging van de bestreden uitspraak voor het geval dat de cassatiemiddelen in de hoofdzaak gegrond zouden worden bevonden. Dit werd in strijd geacht met de vereisten zoals gesteld in de artikelen 557.4 en 511i van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad benadrukte dat alleen middelen van cassatie die voldoen aan de wettelijke vereisten in aanmerking komen voor onderzoek.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat dit geen nadere motivering behoefde, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.