ECLI:NL:HR:2012:BW8683

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01464 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en de ontvankelijkheid van cassatiemiddelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 11/01464 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 juli 2010, die betrekking had op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte, geboren in 1954, had zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.J. Visser. De Advocaat-Generaal, Silvis, concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat één van de voorgestelde middelen geen cassatiemiddel in de zin der wet was, omdat het middel gericht was op vernietiging van de bestreden uitspraak voor het geval dat de cassatiemiddelen in de hoofdzaak gegrond zouden worden bevonden. Dit werd in strijd geacht met de vereisten zoals gesteld in de artikelen 557.4 en 511i van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad benadrukte dat alleen middelen van cassatie die voldoen aan de wettelijke vereisten in aanmerking komen voor onderzoek.

De Hoge Raad concludeerde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat dit geen nadere motivering behoefde, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

19 juni 2012
Strafkamer
nr. S 11/01464 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 juli 2010, nummer 23/003251-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.J. Visser, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. Het middel voldoet niet aan dit vereiste, zodat het onbesproken moet blijven.
Het middel is immers gericht op vernietiging van de bestreden uitspraak voor het geval dat de cassatiemiddelen in de hoofdzaak gegrond zouden worden bevonden en ziet in zoverre eraan voorbij dat ingevolge het vierde lid van art. 557 Sv een uitspraak op een vordering van het openbaar ministerie, als bedoeld in art. 36e Sr, eerst kan worden tenuitvoergelegd nadat en voor zover de veroordeling, als bedoeld in art. 36e, eerste lid, Sr, in kracht van gewijsde is gegaan, terwijl ingevolge art. 511i Sv een uitspraak op een vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in art. 36e Sr van rechtswege vervalt doordat en voor zover de uitspraak als gevolg waarvan de veroordeling van de verdachte, als bedoeld in art. 36e, eerste lid, Sr, achterwege blijft, in kracht van gewijsde gaat. Opmerking verdient bovendien dat de rechter in voorkomende gevallen op grond van art. 577b, tweede lid, Sv het te betalen bedrag kan verminderen of kwijtschelden. (Vgl. HR 8 februari 2011, LJN BM8030).
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 19 juni 2012.