ECLI:NL:HR:2012:BW8680
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van proeftijd door de Hoge Raad in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan de uitvoering werd opgeschort, en kreeg een proeftijd van drie jaren opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. J.S. Nan, stelde in cassatie dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren had vastgesteld. De Advocaat-Generaal Silvis concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de proeftijd, en stelde voor deze vast te stellen op twee jaren.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof inderdaad een fout had gemaakt door een proeftijd van drie jaren vast te stellen, aangezien de wet (art. 14b, tweede lid, in verbinding met art. 14c, eerste lid (oud) Sr) slechts een maximale proeftijd van twee jaren toestaat. De Hoge Raad herstelde deze misslag en bepaalde dat de proeftijd op twee jaren moest worden vastgesteld. De overige onderdelen van de bestreden uitspraak werden verworpen.
Het arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wet bij het opleggen van proeftijden in strafzaken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd voor wat betreft de proeftijd, maar de opgelegde gevangenisstraf van twee maanden bleef in stand, met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig zou maken of de bijzondere voorwaarden niet naleefde.