ECLI:NL:HR:2012:BW8680

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04310
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van proeftijd door de Hoge Raad in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan de uitvoering werd opgeschort, en kreeg een proeftijd van drie jaren opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. J.S. Nan, stelde in cassatie dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren had vastgesteld. De Advocaat-Generaal Silvis concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de proeftijd, en stelde voor deze vast te stellen op twee jaren.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof inderdaad een fout had gemaakt door een proeftijd van drie jaren vast te stellen, aangezien de wet (art. 14b, tweede lid, in verbinding met art. 14c, eerste lid (oud) Sr) slechts een maximale proeftijd van twee jaren toestaat. De Hoge Raad herstelde deze misslag en bepaalde dat de proeftijd op twee jaren moest worden vastgesteld. De overige onderdelen van de bestreden uitspraak werden verworpen.

Het arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wet bij het opleggen van proeftijden in strafzaken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd voor wat betreft de proeftijd, maar de opgelegde gevangenisstraf van twee maanden bleef in stand, met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig zou maken of de bijzondere voorwaarden niet naleefde.

Uitspraak

19 juni 2012
Strafkamer
nr. S 10/04310
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 augustus 2010, nummer 23/003005-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het Hof een proeftijd van drie jaar heeft vastgesteld, onder bepaling dat de proeftijd wordt vastgesteld op twee jaar, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren heeft vastgesteld.
2.2. Het dictum van het bestreden arrest houdt onder meer in:
"Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 3 (drie) jaren.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal opnemen met [betrokkene 1]."
2.3. Het Hof heeft ten onrechte een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de algemene voorwaarde, nu de proeftijd ten aanzien van die voorwaarde - gelet op art. 14b, tweede lid, in verbinding met art. 14c, eerste lid (oud), Sr - ten hoogste twee jaren kan bedragen. Voorts heeft het Hof op de gronden als vermeld in HR 30 oktober 2007, LJN BB3999, NJ 2008/146 ten onrechte een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de gestelde bijzondere voorwaarde. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal deze misslag herstellen.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van de vastgestelde proeftijd van drie jaren;
bepaalt dat de door het Hof opgelegde gevangenisstraf van twee maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de in de bestreden uitspraak omschreven bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 juni 2012.