ECLI:NL:HR:2012:BW8671

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01562 W
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek in WOTS-zaak met betrekking tot elektronische detentie

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam van 22 maart 2011. De zaak is aanhangig gemaakt door de veroordeelde, die werd vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam. De Hoge Raad behandelt het verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing. De Rechtbank had eerder een verzoek tot aanhouding afgewezen, waarbij de raadsvrouw van de veroordeelde had verzocht om een reclasseringsrapportage op te laten maken om de mogelijkheden voor elektronische detentie te onderzoeken. De Rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de reclassering vooraf om rapportage te vragen, en dat de reclassering tijdens de detentie betrokken kon worden bij de fasering van de straf.

De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij de afwijzing van het verzoek tot aanhouding. Het middel dat door de raadsvrouw is voorgesteld, klaagt over deze afwijzing. Echter, de Hoge Raad concludeert dat de gegrondheid van het middel niet tot cassatie hoeft te leiden, omdat de mogelijkheid van elektronische detentie ten tijde van de behandeling door de Rechtbank al vervallen was. Dit betekent dat inwilliging van het verzoek niet had kunnen leiden tot het beoogde doel van het onderzoek naar elektronische detentie.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de beslissing van de Rechtbank, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma. Dit arrest is uitgesproken op 19 juni 2012.

Uitspraak

19 juni 2012
Strafkamer
nr. S 11/01562 W
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam van 22 maart 2011, nummer RK 11/816, omtrent een verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen:
[Veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank te Amsterdam teneinde opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de afwijzing door de Rechtbank van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak voor het opmaken van reclasseringsrapportage.
2.2.1. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting van de Rechtbank gehechte pleitnota is aldaar door de raadsvrouwe van de veroordeelde, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende aangevoerd:
"Gelet op de gevolgen van een detentie voor cliënt en zijn zoon verzoek ik u geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ik stel voor dat u cliënt een werkstraf oplegt, waarbij u het aantal uren bepaalt, alsmede en voor zover aangewezen een voorwaardelijke straf.
Subsidiair: mocht u een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overwegen, dan verzoek ik u de zaak aan te houden voor reclasseringsrapportage waarbij de mogelijkheden voor elektronische detentie worden onderzocht."
Volgens voormeld proces-verbaal is op de terechtzitting voorts nog het volgende aangevoerd
- door de raadsvrouwe:
"Ik stel voor: een werkstraf. Eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf. Reclasseringsrapportage is niet nodig. Indien u een onvoorwaardelijke straf overweegt, dan verzoek ik u subsidiair aanhouding om rapportage door de reclassering op te laten maken."
- door de Officier van Justitie:
"Er is geen aanleiding om reclasseringsrapportage op te laten maken. Elektronische detentie is niet aan de orde."
- door de raadsvrouwe:
"Ik vat nog even samen: er is geen recidive, het was eenmalig, het is allemaal ruim twee jaar geleden. Dit moet leiden tot een werkstraf en een voorwaardelijke vrijheidsstraf, subsidiair elektronische detentie gecombineerd met een werkstraf."
2.2.2. De Rechtbank heeft omtrent dit verzoek als volgt overwogen en beslist:
"De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw om aanhouding af. Zij ziet geen aanleiding de reclassering vooraf om rapportage te vragen. Tijdens zijn detentie zal de reclassering betrokken kunnen worden bij de fasering van de straf en kunnen de mogelijkheden van veroordeelde om weer terug te keren in de samenleving, worden beoordeeld."
2.3. Het door de raadsvrouwe gedane verzoek is een verzoek aan de rechter als bedoeld in art. 328 in verbinding met 331 Sv om gebruik te maken van de in art. 315 Sv omschreven bevoegdheid, welke bepalingen hier krachtens art. 28, vierde lid, WOTS van overeenkomstige toepassing zijn. Maatstaf bij de beoordeling van een dergelijk verzoek is of de noodzaak van hetgeen wordt verzocht is gebleken.
2.4. Door het verzoek af te wijzen op de grond dat zij "geen aanleiding [ziet] de reclassering vooraf om rapportage te vragen", heeft de Rechtbank een andere dan de hier toepasselijke - en dus een onjuiste - maatstaf aangelegd. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
2.5. De gegrondheid van het middel behoeft nochtans niet tot cassatie te leiden. Het verzoek tot het laten opmaken van reclasseringsrapportage strekte ertoe de mogelijkheden voor elektronische detentie te doen onderzoeken. Zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 9 is vermeld, was als gevolg van de intrekking van de daar genoemde circulaire met ingang van 1 juli 2010 ten tijde van de behandeling van de zaak door de Rechtbank op 8 maart 2011 de mogelijkheid van elektronische detentie vervallen, zodat inwilliging van het verzoek niet had kunnen leiden tot het daarmee beoogde doel.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 juni 2012.