ECLI:NL:HR:2012:BW8366

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CPG 11/05166
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W. H. H. van der Gronden
  • A. G. Wattel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzakelijke lening en fiscale kwalificatie van afwaarderingsverlies in het belastingrecht

In deze zaak gaat het om de fiscale kwalificatie van een lening die door de belanghebbende is verstrekt aan een doorstartende vennootschap waarin zij een indirect belang heeft. De lening van fl. 750.000 (€ 340.335) had een rente van 6,25%, maar er werd tot en met 2002 geen rente berekend vanwege de financiële situatie van de vennootschap. In 2003 heeft de belanghebbende een deel van haar vordering, ter hoogte van € 295.335, afgeboekt ten laste van haar fiscale winst. De Inspecteur heeft deze aftrek gecorrigeerd, omdat hij de lening onzakelijk achtte en meende dat artikel 13ca (oud) van de Wet Vpb niet van toepassing was.

De Rechtbank oordeelde dat de lening niet onzakelijk was en stelde de belanghebbende in het gelijk. Het Hof daarentegen oordeelde dat de lening wel onzakelijk was en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de waarde van haar directe deelneming beneden het opgeofferde bedrag was gedaald. Het Hof stelde ook dat de toepassing van artikel 13ca (oud) van de Wet Vpb zou afstuiten op de totaalwinstgedachte, omdat de navorderingstermijn voor het latere jaar van vervreemding van de directe deelneming verstreken was.

De belanghebbende heeft cassatie ingesteld en stelde dat het Hof artikel 13ca (oud) van de Wet Vpb had geschonden door de totaalwinstgedachte te negeren. Daarnaast werd er geklaagd over onvoldoende motivering van het oordeel dat de lening onzakelijk was en dat de waardedaling van de deelneming niet aannemelijk was. De belanghebbende meende dat zij niet om concretisering van de waardedaling had hoeven vragen, omdat deze evident was.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof niet de juiste procedure heeft gevolgd en heeft de zaak ambtshalve gegrond verklaard en verwezen voor feitelijk onderzoek. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de onzakelijkheid van leningen en de fiscale gevolgen daarvan.

Uitspraak

Derde kamer - uitspraak volgt