ECLI:NL:HR:2012:BW7955
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Beslag en teruggave van inbeslaggenomen geldbedragen in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank had op 26 april 2011 een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ongegrond verklaard. Het klaagschrift was ingediend door de klager, die verzocht om opheffing van het beslag op een aanzienlijk bedrag aan inbeslaggenomen geld, waaronder 323.400 USD en andere valuta. De Rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzette tegen teruggave van de inbeslaggenomen bedragen, omdat er een verdenking bestond van betrokkenheid bij illegale handel in merkkleding. De klager had verklaard dat een deel van het inbeslaggenomen geld van een vriend was, maar de Rechtbank had deze vriend niet als belanghebbende opgeroepen om te worden gehoord.
De Hoge Raad overwoog dat de Rechtbank had verzuimd om te onderzoeken of er andere belanghebbenden waren die in de gelegenheid moesten worden gesteld om te worden gehoord voordat er een beslissing werd genomen over het klaagschrift. De Hoge Raad stelde vast dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat het inbeslaggenomen geld verbeurd zou worden verklaard, en dat de klager door het verzuim van de Rechtbank niet in enig rechtens te respecteren belang was geschaad. De Hoge Raad verwierp het beroep van de klager, waarmee de beschikking van de Rechtbank in stand bleef.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het horen van belanghebbenden in procedures rondom beslag en teruggave van inbeslaggenomen goederen, en bevestigt de verplichting van de Rechtbank om zorgvuldig te handelen in overeenstemming met de wettelijke vereisten.