ECLI:NL:HR:2012:BW7711
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over valutawinst op lening voor aandelen in dochtervennootschap
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 februari 2011, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting. De zaak betreft de vraag of de valutawinst die is behaald op een lening, afgesloten ter verwerving van aandelen in een in Nederland gevestigde dochtervennootschap, vrijgesteld is van belasting. De Hoge Raad heeft op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard.
De feiten van de zaak zijn als volgt: A B.V. heeft in 2000 voor USD 2.000.000 alle aandelen in B B.V. gekocht, waarbij de aankoop volledig is gefinancierd door een geldlening van de meerderheidsaandeelhouder van A. In 2002 was het niet-afgeloste gedeelte van de lening USD 1.790.000 en op 31 december 2002 USD 290.000, wat resulteerde in een valutawinst van USD 1.500.000. De vraag die voorlag bij het Hof was of deze valutawinst een voordeel vormt dat op grond van artikel 13, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting buiten aanmerking blijft bij het bepalen van de winst.
Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord, wat betekent dat de valutawinst wel degelijk belastbaar is. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd en geoordeeld dat de uitsluiting van kostenaftrek voor valutawinsten niet van toepassing is, aangezien B B.V. effectief aan de vennootschapsbelasting is onderworpen. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de belastingwetgeving met betrekking tot valutawinst en deelnemingen, en bevestigt dat dergelijke winsten belastbaar zijn wanneer de deelneming in Nederland is gevestigd.