3.5.2 Anders dan de voorzieningenrechter, oordeelde het hof dat de primaire grondslag van de vorderingen van Wilchem jegens de Gemeente in rechte niet is komen vast te staan. Het hof kwam evenwel tot het voorlopig oordeel dat de Gemeente onrechtmatig jegens Wilchem heeft gehandeld (rov. 4.11). Het overwoog daartoe, samengevat, het volgende:
- De onderhavige verontreiniging betreft een "ongewoon voorval" als bedoeld in Titel 17.1 Wm.
De Gemeente heeft op 7 januari 2011 een crisisbijeenkomst met Chemie-Pack belegd om te bewerkstelligen dat Chemie-Pack de ingevolge de Wm noodzakelijke maatregelen zou nemen ter verwijdering van het verontreinigde bluswater. De Gemeente heeft Chemie-Pack tijdens deze bijeenkomst gesommeerd om het bluswater zo spoedig mogelijk te (doen) verwijderen. De Gemeente was ervan op de hoogte dat Chemie-Pack daartoe Wilchem had ingeschakeld. De mondelinge opdracht aan Wilchem is door Chemie-Pack verstrekt tijdens de vervolgbespreking op 7 januari 2011 in aanwezigheid van namens de Gemeente betrokken functionarissen. De Gemeente was bekend met de inhoud van het door Wilchem opgestelde Plan van Aanpak. (rov. 4.11.1-4.11.4).
- De Gemeente wist althans behoorde te weten dat, gelet op de definitie in Richtlijnen 2008/98/EG en 2006/12/EG (oud) van "verwijderingshandeling", niet zou kunnen worden volstaan met alleen het opzuigen van het bluswater en dat kosten in verband met de opslag van het bluswater zouden ontstaan. Gelet op het Plan van Aanpak was de Gemeente ervan op de hoogte dat Wilchem het opgezogen bluswater zou gaan afvoeren naar ATM teneinde het door ATM te doen opslaan. De Gemeente wist voorts dat Chemie-Pack slechts tot een bedrag van € 300.000,-- (exclusief btw) voor de door de Gemeente noodzakelijk geachte maatregelen wilde betalen, terwijl de totale kosten voor het verwijderen van het afval (als bedoeld in de Wm) niet op voorhand waren te overzien. De Gemeente moet zich ervan bewust zijn geweest dat met de verwijdering van het bluswater uiteindelijk meer kosten gemoeid zouden (kunnen) zijn dan het bedrag van € 300.000,-- dat Chemie-Pack bereid was te betalen. Tijdens de crisisbijeenkomst is door de Gemeente aangekondigd dat als Chemie-Pack na het bereiken van het grensbedrag niet bereid zou zijn de opdracht voort te zetten, (spoed)bestuursdwang zou worden toegepast. (rov. 4.11.5-4.11.8).
- De bij beschikking van 12 januari 2011 aan Chemie-Pack opgelegde last onder dwangsom vermeldt dat deze zal worden geëffectueerd op het moment dat het verwijderen van het (blus)water en de slurrielaag wordt gestaakt of als met het verwijderen niet alsnog wordt aangevangen.
De Gemeente heeft hiermee miskend dat het verwijderen van afval tevens opslag in afwachting van uiteindelijke verwerking omvat. (rov. 4.11.9).
- De Gemeente heeft in het kader van de omstreeks 26 januari 2011 aan Mourik verleende opdracht tot verwijdering van het resterende residu zowel de kosten voor het opzuigen als voor de aansluitende verwerking van het afval voor haar rekening genomen. Aangenomen mag worden dat indien dit afval tussentijds zou zijn opgeslagen de Gemeente ook hiervan de kosten had betaald of had dienen te betalen. (rov. 4.11.10).
- Vast staat dat de Gemeente (spoed)bestuursdwang heeft aangekondigd en uiteindelijk ook een last tot bestuursdwang heeft opgelegd voor slechts een deel van de door haar noodzakelijk geachte werkzaamheden, te weten het opruimen van het bluswater en de slurrie van de respectieve bedrijfsterreinen. Dit terwijl de daarmee samenhangende kosten voor het opslaan van het bluswater (in afwachting van de verwerking) doorliepen. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving en gegeven dat de Gemeente in geval van overtreding van het bepaalde in Hoofdstuk 17 Wm bevoegd was om met bestuursdwang op te treden, had van de Gemeente in redelijkheid mogen worden verwacht dat zij voor de resterende werkzaamheden handhavend zou zijn opgetreden, althans dat zij de noodzakelijke kosten van opslag (in afwachting van verwerking) zou hebben betaald. Niet valt in te zien dat de ernst van de situatie en de daarin door de Gemeente ingevolge de Wm te nemen verantwoordelijkheid ten aanzien van Wilchem anders was dan bij de (in het kader van de last tot bestuursdwang) aan Mourik gegeven opdracht, toen de Gemeente alle kosten na het bereiken van het grensbedrag voor haar rekening heeft genomen.
Dat het daarbij om een door de Gemeente zelf gegeven (vervolg)opdracht ging, maakt dit niet anders. (rov. 4.11.11).
- Wilchem is, als uitvoerder van de door de Gemeente noodzakelijk geachte maatregelen, in een door haar zelf niet te keren situatie geraakt, waarin de door ATM aan haar berekende kosten van opslag met een bedrag van circa € 5.000,-- per dag oplopen. (rov. 4.11.12).
- Voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leiden tot het voorlopig oordeel dat de Gemeente zich onvoldoende de gerechtvaardigde belangen van Wilchem heeft aangetrokken, nu zij heeft nagelaten voor de opslagkosten alsnog met bestuursdwang op te treden dan wel de kosten van opslag in afwachting van de verwijdering (en uiteindelijke verwerking) en reiniging van het schip voor haar rekening te nemen. De (aanzienlijke) kosten voor opslag van het opgeruimde bluswater worden aldus feitelijk afgewenteld op een derde door wiens voortvarend en adequaat handelen een milieuramp kon worden voorkomen. (rov. 4.11.13).