ECLI:NL:HR:2012:BW7480

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01987
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst woonruimte wegens geen hoofdverblijf huurder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 11/01987. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst voor woonruimte, waarbij de vraag centraal staat of de gehuurde woning als hoofdverblijf van de huurder kan worden aangemerkt. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 23 november 2010 is gewezen. De kantonrechter te Rotterdam had eerder op 5 november 2009 een vonnis uitgesproken in deze kwestie. De eiser was vertegenwoordigd door zijn advocaat, die aanvankelijk mr. P. Garretsen was, maar later mr. K. Aantjes werd. De verweerder in cassatie, Stichting Woonbron, was niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eiser bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Woonbron op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

13 juli 2012
Eerste Kamer
11/01987
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
STICHTING WOONBRON,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Woonbron.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 951443/CV EXPL 09-926 van de kantonrechter te Rotterdam van 5 november 2009;
b. het arrest in de zaak 200.050.550/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 november 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstel-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen Woonbron is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Woonbron begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 juli 2012.