ECLI:NL:HR:2012:BW7370

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01359
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van autoruit en falende bewijsklacht in cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 februari 2011 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1972, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht, locatie Nieuwegein'. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een autoruit op 22 november 2009 te Amersfoort. De advocaat van de verdachte, mr. R.E.H. Jager, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling.

De bewezenverklaring steunt op verklaringen van getuigen en proces-verbalen van de politie. De verdachte ontkent de beschuldiging en stelt dat de beschuldiging louter op vermoedens is gebaseerd. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering voldoende is om de verdachte schuldig te verklaren voor het vernielen van de achterruit van de auto van [betrokkene 3]. De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte dat de bewezenverklaring niet kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is, gezien de verklaringen van de getuigen.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand blijft. Dit arrest is gewezen op 5 juni 2012 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

5 juni 2012
Strafkamer
nr. S 11/01359
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 15 februari 2011, nummer 21/002343-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Utrecht, locatie Nieuwegein" te Nieuwegein.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 22 november 2009 te Amersfoort, opzettelijk en wederrechtelijk één autoruit toebehorende aan [betrokkene 1] heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk te stompen/te slaan/te schoppen en/of een hard voorwerp te gooien op/tegen die autoruit."
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 1], hoofdagent van politie Utrecht, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0940/09-354167, gesloten en getekend op 22 november 2009 te Amersfoort, als bijlage (p. 5-7) gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de verklaring van aangifte van [betrokkene 1] - zakelijk weergegeven -:
Op 22 november 2009, omstreeks 09.15 uur, parkeerde ik de auto van mijn moeder, een grijze Seat Cordoba, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] op het [a-straat] te Amersfoort. Ik parkeerde de auto ter hoogte van perceelnummer [1], hier is [A] gevestigd. Ik ben daar werkzaam. Op het moment dat ik de auto daar parkeerde was de auto onbeschadigd.
Omstreeks 12.00 uur is de politie ter plaatse gekomen. Zij vertelden mij dat de achterruit aan de bestuurderszijde van mijn auto vernield was.
2. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 2], brigadier van politie Utrecht, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0940/09-354146, gesloten en getekend op 22 november 2009 te Amersfoort, als bijlage (p. 15-16) gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de verklaring van [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven -:
Op 22 november 2009 omstreeks 11.53 uur was ik werkzaam bij de [A], de inloop voor daklozen, aan [a-straat 1] te Amersfoort. Vanuit de loge, mijn werkplek, naast de voordeur heb ik goed zicht op de parkeerplaats. Deze parkeerplaats is voor medewerkers van de [A]. Op voornoemde datum en tijdstip stonden hier drie voertuigen geparkeerd.
Het derde voertuig gezien vanaf de voordeur was de auto van [betrokkene 3]. Deze auto was voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Dit voertuig stond met de voorzijde richting de inloop geparkeerd. Omstreeks 11.54 uur hoorde ik een doffe klap toen ik mij in mijn kantoor bevond. Direct hierop keek ik door het raam en zag de mij bekende [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) vanachter de linkerachterkant van de auto van [betrokkene 3] wegspringen. Dit deed hij heel snel. In de directe omgeving van [verdachte] zag ik in een straal van ongeveer twintig meter geen andere personen."
2.3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Verdachte heeft ontkend dat hij de autoruiten van [betrokkene 3] heeft vernield. De beschuldiging is louter gegrond op vermoedens en dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij dat voor zover de tenlastelegging ziet op het vernielen van de voorruit van de auto (voor 10:30 uur), het hof onvoldoende bewijs aanwezig acht voor de beschuldiging dat verdachte dit heeft gedaan.
Ten aanzien van de ruit van het achterportier aan de bestuurderszijde (omstreeks 11:53 uur) acht het hof wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze opzettelijk heeft vernield."
2.4. 's Hofs bewijsvoering moet aldus worden verstaan dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die de achterruit aan de bestuurderszijde van de auto heeft vernield. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de hiervoor onder 2.3.1 sub 2 weergegeven verklaring van [betrokkene 2] inhoudt dat zij de verdachte direct nadat zij een doffe klap had gehoord heel snel zag wegspringen vanachter de linkerachterkant van de auto en dat zij binnen een straal van ongeveer 20 m rond de verdachte geen andere personen zag.
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 juni 2012.