ECLI:NL:HR:2012:BW7365
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de handelingsonbekwaamheid van een minderjarige bij afstand van een bromfiets
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht. De klager, geboren in 1992, had een bromfiets in beslag genomen gekregen en had afstand gedaan van deze bromfiets. De Rechtbank verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift, omdat hij afstand had gedaan van de bromfiets. De klager stelde dat hij handelingsonbekwaam was en dat de Rechtbank niet had beslist op dit beroep. De Hoge Raad oordeelde dat er geen feitelijke grondslag was voor de klacht over handelingsonbekwaamheid, aangezien uit het klaagschrift en het proces-verbaal niet bleek dat hierop een beroep was gedaan.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van de Rechtbank dat het doen van afstand van de bromfiets een rechtshandeling is die gebruikelijk is voor minderjarigen van de leeftijd van de klager. De toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger wordt verondersteld te zijn verleend in situaties waarin minderjarigen zelfstandig rechtshandelingen verrichten. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet onjuist had geoordeeld en dat de klacht over de handelingsonbekwaamheid faalde.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de klager niet tot cassatie konden leiden en verwierp het beroep. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier, en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.