ECLI:NL:HR:2012:BW7359

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02429
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigening en inschrijvingstermijn in het kader van de Onteigeningswet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de eisers, eigenaren van onteigende percelen, de gemeente Heerlen betichten van onrechtmatige inschrijving van een vonnis van vervroegde onteigening. De Hoge Raad behandelt de vraag of de gemeente het vonnis tijdig heeft ingeschreven, conform de bepalingen van de Onteigeningswet (Ow). De feiten van de zaak zijn als volgt: op 25 maart 2009 heeft de rechtbank Maastricht de vervroegde onteigening uitgesproken van bepaalde kadastrale percelen ten behoeve van de aanleg van de 'Binnenring' in Heerlen. De descente vond plaats op 3 september 2009. De eisers hebben cassatie ingesteld tegen het vonnis van vervroegde onteigening, maar dit werd door de Hoge Raad verworpen op 5 november 2010. De gemeente heeft het vonnis op 23 november 2010 ingeschreven, wat door de eisers als onrechtmatig werd betwist, omdat dit niet binnen de termijn van twee maanden na de descente zou zijn gebeurd.

De Hoge Raad oordeelt dat de inschrijving van het vonnis van vervroegde onteigening niet binnen de termijn van art. 54m lid 1 Ow hoeft te geschieden, zolang het vonnis nog niet in kracht van gewijsde is gegaan. De termijn van twee maanden begint pas te lopen op het moment dat het vonnis kracht van gewijsde is geworden. De Hoge Raad bevestigt dat de gemeente het vonnis tijdig heeft ingeschreven en dat de eigendom van de onteigende percelen op de gemeente is overgegaan. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

5 oktober 2012
Eerste Kamer
11/02429
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3], handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
4.LATRUSCO N.V. ,
gevestigd te Curaçao,
EISERS tot cassatie,
advocaten: mr. M.W. Scheltema en mr. R.T. Wiegerink,
t e g e n
DE GEMEENTE HEERLEN,
zetelende te Heerlen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 156615/KG ZA 10-540 van de voorzieningenrechter te Maastricht van 20 december 2010;
b. het arrest in de zaak 200.079.365 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 maart 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Bij brief van 15 juni 2012 heeft mr. Wiegerink op deze conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) Bij vonnis van 25 maart 2009 heeft de rechtbank Maastricht ten name en ten behoeve van de gemeente vervroegd de onteigening uitgesproken van gedeelten van de kadastrale percelen gemeente Heerlen, secties [A 001], [B 002] en [B 003], waarvan eisers tot cassatie onder 1 en 2 als eigenaren waren aangewezen.
De onteigening geschiedde ten behoeve van de aanleg van de "Binnenring", een ontsluitingsweg die Heerlen voor een groot deel omringt.
(ii) De opneming door de deskundigen (hierna: descente) heeft plaatsgevonden op 3 september 2009.
(iii) Tegen het vonnis van vervroegde onteigening is cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 5 november 2010 (LJN BN8530) dat cassatieberoep verworpen.
(iv) De gemeente heeft het vonnis van vervroegde onteigening in de openbare registers doen inschrijven op 23 november 2010.
3.2 In de onderhavige kortgedingprocedure hebben [eiser] c.s. aangevoerd dat de gemeente het vonnis van vervroegde onteigening niet binnen de in art. 54m lid 1 Ow bedoelde termijn van twee maanden na de descente heeft doen inschrijven en dat de gemeente dat vonnis daarom onrechtmatig heeft doen inschrijven. Op die grond vorderen zij veroordeling van de gemeente tot betaling van de vaste schadeloosstelling als bedoeld in art. 54q lid 2 Ow ten bedrage van € 69.696,--, veroordeling van de gemeente om de inschrijving van het vonnis van vervroegde onteigening te royeren of door te halen en dat de gemeente zal worden verboden de ter onteigening aangewezen percelen in gebruik te nemen.
De voorzieningenrechter heeft de gevorderde voorzieningen afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
3.3 Het middel betoogt dat het hof ten onrechte oordeelde dat op 23 november 2010 de eigendom van de onderhavige perceelsgedeelten door de inschrijving van het vonnis van vervroegde onteigening is overgegaan op de gemeente, omdat die inschrijving niet binnen de termijn van art. 54m lid 1 Ow heeft plaatsgevonden. Dit betoog faalt. Weliswaar bepaalt art. 54m lid 1 Ow dat het vonnis van vervroegde onteigening als bedoeld in art. 54i Ow slechts kan worden ingeschreven in de openbare registers binnen een tijdvak van twee maanden na de opneming door de deskundigen, maar deze bepaling maakt geen uitzondering op de (uit art. 54n lid 1 onder 1 Ow af te leiden) hoofdregel dat zodanig vonnis eerst nadat het in kracht van gewijsde is gegaan in de openbare registers kan worden ingeschreven. Art. 54m lid 1 verlangt dus niet dat ook een vonnis van vervroegde onteigening waartegen nog een - tijdig ingesteld - cassatieberoep aanhangig is binnen twee maanden na de descente moet worden ingeschreven. Aanvaard moet dan ook worden dat in gevallen waarin de descente heeft plaatsgevonden voordat het vonnis van vervroegde onteigening in kracht van gewijsde is gegaan, de termijn van twee maanden van art. 54m Ow aanvangt op de dag waarop dat vonnis kracht van gewijsde krijgt. Anders dan onderdeel 2.2. stelt, is de descente die is gehouden op een tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van het vonnis van vervroegde onteigening was geschorst als gevolg van het cassatieberoep, niet zonder meer van onwaarde. Nu dat cassatieberoep is verworpen, is er geen reden om aan de descente gevolg te onthouden.
Het hof heeft dus terecht geoordeeld dat de gemeente het vonnis van vervroegde onteigening, dat op 5 november 2010 in kracht van gewijsde is gegaan, tijdig heeft laten inschrijven en door die inschrijving op 23 november 2010 de eigendom heeft verkregen van de onderhavige perceelsgedeelten.
3.4 Het middel betoogt voorts dat het hof miskend heeft dat art. 54q Ow in dit geval van toepassing is.
Dit betoog faalt eveneens. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de inschrijving van het onderhavige vonnis van vervroegde onteigening binnen de termijn van art. 54m Ow is geschied. Het hof oordeelde dus terecht dat art. 54q Ow in dit geval toepassing mist.
3.5 Op het voorgaande stuiten ook alle overige klachten af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels en de raadsheren J.C. van Oven, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 5 oktober 2012.