ECLI:NL:HR:2012:BW7214
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verhaal door verzekeraar van uitgekeerd bedrag op grond van onrechtmatig handelen door koper van gestolen auto
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en Allianz Versicherungs AG. De zaak betreft een geschil over de vordering van Allianz op [eiser] voor een bedrag van € 34.877,87, dat Allianz stelt te hebben uitgekeerd aan haar verzekerde in verband met de diefstal van een kampeerwagen. De kampeerwagen was in maart 2000 in Duitsland gestolen en [eiser] had deze kort daarna in Duitsland gekocht. Na een doorverkoop aan zijn zoon en vervolgens aan een bedrijf in België, bleek de wagen bij invoer in België als gestolen te zijn geregistreerd.
De rechtbank oordeelde dat Duits recht van toepassing was en dat de vordering van Allianz gegrond was, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. [Eiser] betwistte echter de stelling van Allianz dat zij de schade had vergoed aan haar verzekerde, en voerde aan dat Allianz geen bewijs had geleverd van deze betaling. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, maar de Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte voorbijging aan de betwisting van [eiser]. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat Allianz haar stelling dat zij de schade had vergoed niet aannemelijk had gemaakt, en dat het hof niet aan de betwisting van [eiser] had mogen voorbijgaan. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral wanneer een partij een vordering baseert op een schadevergoeding die zij stelt te hebben betaald.