ECLI:NL:HR:2012:BW7075
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en verzuimboete
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een daarbij opgelegde verzuimboete. De naheffingsaanslag is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, zijn deze door de Inspecteur gehandhaafd. De Rechtbank te Breda heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het Hof de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt in zijn arrest de klachten van belanghebbende. De eerste klacht betreft het oordeel van het Hof dat belanghebbende in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd. De tweede klacht betreft de stelling van belanghebbende dat hij recht heeft op een teruggaaf van omzetbelasting over het jaar 2002, wat niet door de Rechtbank en het Hof is behandeld. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten slagen, maar dat ze niet tot cassatie leiden. Dit komt doordat de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, niet afhankelijk is van de mogelijkheid tot verrekening met andere belastingteruggaven.
Daarnaast wordt een derde klacht behandeld, die betrekking heeft op de verzuimboete. Het Hof heeft de verzuimboete als geschilpunt in hoger beroep omschreven, maar heeft niet expliciet geoordeeld over de opgelegde verzuimboete. De Hoge Raad concludeert dat het Hof de oordelen van de Rechtbank met betrekking tot de verzuimboete heeft overgenomen en dat deze oordelen geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting.
Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, en zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 1 juni 2012 door de vice-president en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.