3.7 Ondanks het zojuist overwogene is evenwel niet boven redelijke twijfel verheven dat art. 3 lid 1 van de Prospectusrichtlijn in beginsel ook op een executoriale verkoop van in beslag genomen effecten van toepassing is. Daarbij is van belang dat bij de totstandkoming van de richtlijn geen kenbare aandacht is geschonken aan de bijzondere situatie van een executoriale verkoop van effecten, die lijkt af te wijken van de situatie waarvoor de richtlijn blijkens haar hiervoor in 3.6 vermelde considerans is bedoeld.
Een executoriale verkoop wordt immers in het algemeen daardoor gekenmerkt dat geen sprake is van een normale marktsituatie. De uitgewonnen goederen worden niet door de eigenaar of rechthebbende verkocht maar door de executerende schuldeiser, vaak door tussenkomst van een deurwaarder. In verband hiermee hoeft, in elk geval naar Nederlands recht, de verkoper bij een executoriale verkoop over het algemeen niet in te staan voor risico's en gebreken van de verkochte goederen die hem niet bekend zijn, en accepteert de koper dat die goederen daarmee behept kunnen zijn, hetgeen doorgaans leidt tot een aanzienlijk lagere opbrengst van de goederen dan bij een normale verkoop. Het voorgaande is in beginsel ook bij een executoriale verkoop van effecten het geval.
Voorts is van belang dat het aannemen van een prospectusplicht in geval van een executoriale verkoop van effecten tot aanzienlijke praktische complicaties aanleiding kan geven. Voor het opstellen van een prospectus dat voldoet aan de eisen van de Prospectusrichtlijn en van de Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG, is immers de medewerking van (het bestuur van) de desbetreffende vennootschap nodig. Niet zelden is het bestuur van de vennootschap echter gelieerd aan of identiek met de aandeelhouder van de vennootschap ten laste van wie de executie plaatsvindt, of zal het bestuur om andere redenen in het geschil tussen de executerende schuldeiser en de aandeelhouder partij kiezen voor laatstgenoemde.
In die omstandigheden valt een constructieve samenwerking die noodzakelijk is om tot het opstellen van een deugdelijk prospectus te komen, veelal niet te verwachten. Aldus kan door het bestuur van de desbetreffende vennootschap de executoriale verkoop van de effecten dan ook vrij eenvoudig gedwarsboomd, bemoeilijkt, of aanzienlijk vertraagd worden.
Tot slot is nog van belang dat met het opstellen van een deugdelijk prospectus over het algemeen aanzienlijke kosten gemoeid zijn, hetgeen juist in een situatie van een executoriale verkoop met de daarbij te verwachten lage executieopbrengst een belemmering vormt voor een effectieve uitwinning van de effecten.
Weliswaar kan de aanwezigheid van een prospectus bewerkstelligen dat de opbrengst van de executoriale verkoop hoger is dan het geval is bij een executoriale verkoop zonder prospectus, maar het blijft de vraag of de extra kosten van het opstellen van een prospectus daartegen zullen opwegen, terwijl het ook de vraag is of een executerende schuldeiser, vooruitlopend op een onzekere opbrengst, bereid zal zijn dergelijke kosten te maken.