ECLI:NL:HR:2012:BW6875
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof 's-Gravenhage in economische strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 3 februari 2010, in de strafzaak tegen een verdachte gevestigd te [vestigingsplaats]. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. P.W.H. Stassen, advocaat te Eindhoven. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Ondanks deze overschrijding, en gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 5.000,- met een proeftijd van twee jaren, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enige rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad volstaat met dit oordeel.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en is uitgesproken op 12 juni 2012.