ECLI:NL:HR:2012:BW6808

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05601 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een levenslange gevangenisstraf wegens medeplegen van moord en diefstal met geweld

Op 29 mei 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met zaaknummer 11/05601 H. De aanvrager, die in 2003 door het Gerechtshof te 's-Gravenhage was veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor medeplegen van moord en diefstal met geweld, heeft verzocht om herziening van deze uitspraak. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort, namens de aanvrager, die gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting "De Schie" te Rotterdam.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aanvrage niet kan leiden tot herziening. De wetgeving, specifiek artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, stelt dat voor herziening slechts omstandigheden van feitelijke aard kunnen worden ingediend die niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces en die het ernstige vermoeden wekken dat, indien deze feiten bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de aangevoerde gronden niet voldoen aan de vereisten voor herziening.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere veroordeling van de aanvrager en onderstreept de strikte voorwaarden waaronder herziening van een strafzaak kan plaatsvinden. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

29 mei 2012
Strafkamer
nr. S 11/05601 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 mei 2003, nummer 22/002742-02, ingediend door mr. J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Schie" te Rotterdam.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Dordrecht van 7 juni 2002 - de aanvrager ter zake van 1 primair, 2 primair en 3 primair "medeplegen van moord, meermalen gepleegd" en 4. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Het Hof heeft de aanvrager in de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht onder meer veroordeeld voor het medeplegen van moord meermalen gepleegd. De aanvrage houdt de volgende conclusie in: "bovenstaande nova, elk op zichzelf beschouwd en/of bezien in onderlinge verband en samenhang, doet/doen het ernstige vermoeden rijzen dat waren dit/deze bekend geweest, het onderzoek van deze zaak bij het hof niet zou hebben geleid tot een veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf."
3.3. De aanvrage kan aldus niet tot herziening leiden. Onder "eene minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2º, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder valt niet de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
3.4. De aanvrage dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 29 mei 2012.