2.2. Bij het verzoek tot uitlevering zijn onder meer overgelegd:
a. een gewaarmerkt afschrift van het vonnis van de Rechtbank te Vukovar van 10 december 2004, nr. K-28/02 waarbij onder anderen de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaren ter zake van de in dat vonnis omschreven feiten. Het vonnis houdt - in de Nederlandse vertaling - ten aanzien van die feiten het volgende in:
"zij zijn schuldig aan het feit dat zij:
na de bezetting van Bapska medio oktober 1991 door het zgn. JNA [Jugoslavenska Narodna Armija = Joegoslavische Volksleger, opm. vert.] en daarmee samen opererende paramilitaire troepen, in de periode van 1992 tot medio mei 1995 te Bapska met een in meerderheid Kroatische bevolking, doordat zij de illegaal ingestelde militaire, politionele en civiele bezettingsmacht hebben geaccepteerd, [betrokkene 1] als "politieagent" te Bapska, [betrokkene 3] als officier van de territoriale verdediging, [de opgeëiste persoon] als voorzitter van de zogenaamde stadsdeelraad Bapska, [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7], [betrokkene 8] en [betrokkene 2], samen met een persoon met de naam [betrokkene 10], als medewerkers van de illegale macht, allen gekleed in de uniformen van het voormalige zgn. JNA en bewapend met korte en lange wapens hebben gehandeld tegen art. 3, 27, 33, 51 lid 2 en art. 53 van de Geneefse Conventie ter zake van bescherming van civiele personen ten tijde van oorlog van 12 augustus 1949 en art. 4 lid 2 van het Aanvullend protocol bij de Geneefse Conventie ter zake bescherming van civiele personen ten tijde van oorlog van
12 augustus 1949 ter bescherming van slachtoffers van niet-internationale gewapende conflicten (Protocol II). Dat zij onmenselijk hebben gehandeld ten opzichte van civiele bevolking, vermogen hebben geplunderd, civiele bevolking angst aan hebben gejaagd, deze personen hebben gedwongen tot dwangarbeid en hen op deze wijze groot leed hebben aangedaan en de lichamelijke integriteit in gevaar hebben gebracht, zodat op die manier:
(...)
Verdachte [de opgeëiste persoon]:
- als voorzitter van de zgn. deelraad Bapska in de maand mei 1995 samen met [betrokkene 7] alle mannen met een Kroatische nationaliteit die dwangarbeid in Apševci aan het verrichten waren heeft gedwongen onmiddellijk naar Šid te gaan en tegen deze mensen heeft gezegd dat hun vrouwen hun achterna zouden komen wanneer zij ervoor ondertekenen dat zij hun vermogen af zullen staan aan de zgn. Krajina-macht.
- zich met geweld heeft gevestigd in het huis van [betrokkene 11]
(...)
Verdachte [betrokkene 1], verdachte [de opgeëiste persoon], verdachte [betrokkene 2] en verdachte [betrokkene 4]:
- samen met [betrokkene 10] in mei 1995 hebben deelgenomen aan het verdrijven uit Bapska naar het vrije gebied van de Republiek Kroatië 69 mensen van Kroatische nationaliteit, te weten: (...) en vervolgens in hun huizen mensen van Servische nationaliteit hebben laten trekken, dus, hebben ze de internationale verdragen ten tijde van bezetting ten opzichte van civiele personen geschonden, hebben ze bedreigende maatregelen genomen en terreur uitgeoefend, hebben ze onmenselijk gehandeld ten opzichte van hen, hebben ze hen gedwongen tot dwangarbeid, hebben ze vermogen geplunderd van de bevolking, hebben ze de bewoners groot leed aangedaan en hun gezondheid beschadigd, hebben ze bewoners gedwongen laten verhuizen naar elders, en hebben derhalve de voornoemde verdachten daarmee het strafbare feit tegen de menselijkheid en het internationale recht - oorlogsmisdrijf tegen de civiele bevolking, beschreven in en strafbaar gesteld bij artikel 120 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van de Republiek Kroatië gepleegd."