ECLI:NL:HR:2012:BW6729

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03949
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over miskenning van de grenzen van de rechtsstrijd in partneralimentatiezaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil over partneralimentatie. De man en de vrouw, die in 1992 zijn gehuwd, hebben in 2009 de echtscheiding aangevraagd. De vrouw verzocht de rechtbank om de echtscheidingsbeschikking te wijzigen en een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud vast te stellen. De rechtbank bepaalde de partneralimentatie op € 84,-- bruto per maand, maar het hof heeft deze beschikking op 31 mei 2011 vernietigd en de alimentatie verhoogd naar verschillende bedragen in de periode van 1 februari 2010 tot 1 november 2010.

De man verzocht het hof om de beschikking te verbeteren, omdat er sprake zou zijn van een kennelijke rekenfout. Het hof oordeelde echter dat er geen sprake was van een kennelijke rekenfout die eenvoudig kon worden hersteld. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, terwijl de vrouw incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door rekening te houden met de arbeidskorting, terwijl de rechtbank had vastgesteld dat de man geen recht had op deze korting. Dit leidde tot de vernietiging van de beschikking van het hof en verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling. Het incidentele beroep van de vrouw werd verworpen.

De uitspraak benadrukt het belang van de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep en de rol van de appelrechter in het waarborgen van een correcte rechtsgang.

Uitspraak

7 september 2012
Eerste Kamer
11/03949
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[De vrouw],
thans wonend op een geheim adres,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: aanvankelijk mr. L.C.W.M. van Kessel, thans mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 110598 FA RK 10-269 van de rechtbank Zutphen van 20 juli 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.075.856 van het gerechtshof te Arnhem van 31 mei 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De vrouw concludeert tot verwerping van de middelen I en II van het principale cassatieberoep en concludeert tot referte ten aanzien van middel III van het principale cassatieberoep. In het incidentele cassatieberoep concludeert de man tot verwerping.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt in het principale cassatieberoep tot vernietiging van de bestreden beschikking van het hof en tot verwijzing ter verdere behandeling en beslissing en in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn gehuwd in 1992. Bij beschikking van 4 maart 2009 (verbeterd bij beschikking van 7 april 2009) heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
(ii) De vrouw heeft op de voet van art. 1:401 BW de rechtbank verzocht de echtscheidingsbeschikking te wijzigen en te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2010 als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud een bedrag zal voldoen van € 360,-- per maand.
(iii) De rechtbank heeft de partneralimentatie bepaald op € 84,-- bruto per maand met ingang van 1 maart 2010.
(iv) Het hof heeft op 31 mei 2011 de beschikking van de rechtbank vernietigd, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en heeft de partneralimentatie bepaald op € 298,-- per maand over de periode van 1 februari 2010 tot 1 september 2010, op € 360,-- per maand over de periode van 1 september 2010 tot 1 november 2010, en op € 203,-- per maand met ingang van 1 november 2010.
(v) De man heeft het hof op de voet van art. 31 Rv verzocht de beschikking te verbeteren op de grond dat sprake is van een kennelijke rekenfout. Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel is gebleken dat het hof abusievelijk rekening heeft gehouden met de arbeidskorting, het verzoek moet worden afgewezen omdat geen sprake is van een kennelijke rekenfout die zich leent voor eenvoudig herstel.
4. Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.1 Middel III neemt tot uitgangspunt dat op grond van de hiervoor in 3.1 onder (v) genoemde beslissing moet worden aangenomen dat het hof in zijn beschikking van 31 mei 2011 bij de berekening van de draagkracht van de man ten onrechte rekening heeft gehouden met de arbeidskorting. Het middel klaagt dat het hof zijn taak als appelrechter heeft miskend.
4.2 De klacht is terecht voorgesteld. Nu de rechtbank heeft overwogen dat de man geen recht heeft op arbeidskorting omdat hij een WAO/WIA-uitkering geniet, en in hoger beroep niet tegen deze overweging is opgekomen, is het hof door wel rekening te houden met de arbeidskorting buiten de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep getreden. Dit brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en dat de overige middelen geen behandeling behoeven.
5. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 31 mei 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 7 september 2012.