3.2.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"Feit 4 (subsidiair) Witwassen
[Verdachte] is tenlaste gelegd dat hij in de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 zich schuldig zou hebben gemaakt aan het witwassen van € 300.000,-- [verdachte] heeft, aldus de rechtbank, op 17 januari 2003 samen met [betrokkene 2] elk een bedrag van € 150.000,-- gestort op een rekening van de ING bank. Dit geld is volgens [verdachte] afkomstig van een lening van [betrokkene 1], welke door tussenkomst van [betrokkene 3] is gesloten.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van schuldwitwassen, onder meer vanwege het feit dat het voorhanden hebben van dergelijke bedragen niet gebruikelijk is en dat in het dossier zich geen stukken bevinden van de herkomst van het geld. Dat is volgens [verdachte] niet juist. In de stukken bevindt zich de leningsovereenkomst en bevind zich een verklaring van [betrokkene 3], zodat wel degelijk de herkomst uit het dossier blijkt.
Voorts zo zegt de rechtbank dat er niet blijkt van enige zekerheid met betrekking tot de geldlening. Zekerheid is naar mijn opvatting slechts een civiel argument wat niets zegt over de herkomst. Zekerheid wordt gegeven bij de vestiging van een hypotheek. Maar de meeste leningen in Nederland, ook bij de banken, zijn onderhandse leningen, waarbij ook geen sprake is van zekerheid. Er is de rechtbank niet gebleken van rentebetalingen en de rechtbank geeft als argument dat het inkomen van [verdachte] en [betrokkene 2] niet hoog genoeg was om deze lening te kunnen bekostigen. Naar mijn opvattingen zijn dit niet meer dan aanwijzingen, maar te dun om daar wettig en overtuigend bewijs op te baseren.
Ik wil wat dat betreft ook verwijzen naar blz. 046 van het Proces-Verbaal waarin als resumé wordt opgegeven:
"De herkomst van het geld, gebruikt voor de aanschaf van luxe goederen en de aankoop van de sportschool [A] door [verdachte], [betrokkene 2] en [medeverdachte] voornoemd is gedurende het onderzoek niet duidelijk geworden."
Als dit wordt geconcludeerd kan al worden opgemerkt dat voorzichtig moet worden omgegaan met het vinden van wettig en overtuigend bewijs.
Van belang is voorts blz. 725 t/m 734 van het proces-verbaal.
De verdachtheid ten aanzien van het witwassen begint in juni 2004, het moment dat CIE informatie binnenkomst. Het is ook niet voor niets dat met deze CIE informatie eigenlijk niets wordt gedaan, althans dat op grond daarvan [verdachte] niet is vervolgd. Rode draad bij de informatie is feitelijk dat na onderzoek bleek dat er over de betrouwbaarheid van de informatie geen oordeel kon worden gegeven. In normale taal betekent dat doorgaans dat de informatie niet betrouwbaar is.
Als je de CIE informatie langs loopt blijkt dat:
Als niet betrouwbaar wordt aangemerkt
• Betrokkenheid bij doorsluizen olie en geld op Schiphol
• Handel en vervaardigen XTC en speed
• Verkoop XTC pillen voor € 0,70
• Ripdeal Viagrapillen
• Aankoop + verbouwing sportschool met zwart geld
• [Verdachte] € 900.000,-- zou hebben betaald voor de sportschool
Als betrouwbaar:
• Opknappen sportschool voor € 300.000,--.
• [Verdachte] biedt in de sportschool XTC te koop aan
• [Verdachte] handelt in soft als hard drugs.
Deze betrouwbare opmerkingen worden in het uitgebreid Proteus onderzoek niet hard gemaakt. Het blijven dus luchtballonnen. Bovendien moet nog wel vastgesteld worden dat [verdachte] € 300.000,-- heeft witgewassen. Uit deze informatie kan dat nog niet worden afgeleid.
Er worden door de rechtbank wel een aantal argumenten ingebracht, maar kunnen we daar uit concluderen dat het geld van misdrijf afkomstig is, althans dat [verdachte] dit redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Van het weten is sowieso al geen sprake. In het dossier is daarvoor geen enkele aanwijzing te vinden. Hoe zit het dan met de subsidiare variant. Art. 420 quarter geeft aan dat de verdachte in elk geval redelijkerwijs een vermoeden moet hebben. Het enkele feit dat het niet afkomstig is van een reguliere bank is niet voldoende. Er vinden vele leningen plaats buiten banken om. Het feit dat er sprake is van handel met chartaal geld is naar mijn opvatting op zich ook geen reden dat iemand moet aannemen dat het geld een criminele achtergrond heeft. De hoogte van het bedrag dan. Het is een hoog bedrag dat is wel juist, zonder enige uitleg zou je kunnen denken aan redelijkerwijs vermoeden. Maar in het dossier zie ik dat juist voor dit argument wel een verklaring is gegeven. Dit had [ermee] te maken dat het moeilijk schijnt te zijn dergelijke bedragen op korte termijn uit Oost Europa te krijgen. Of dat werkelijk zo is, weet ik niet, maar het gaat er om of [verdachte] aan deze uitleg zou moeten gaan twijfelen. Naar mijn opvatting niet, met name nu de geldverstrekker een en ander wel via de notaris wilde laten verlopen. Er zijn wel aanwijzingen die juist naar het tegenovergestelde leiden. Juist het feit dat de transactie via de notaris verliep gaf de indruk bij [verdachte] dat alles betrouwbaar was en wel klopte. Het feit dat juist de leninggever de transactie via de notaris wilde gaf bij [verdachte] het gevoel dat het wel goed zat en dat hij niet hoefde te twijfelen. Voor zover er argumenten zijn, zoals door de rechtbank gesteld die, die twijfel wel weergeven, dan worden ze naar mijn opvatting daarmee ontkracht. Zoals ik ook reeds heb gesteld, de geldbedragen werden gewoon op een rekening van [verdachte] gestort. Als hij al een vermoeden had gehad dat het niet deugde dan zou hij dit heus wel op een andere wijze hebben gedaan.
Mocht Uw Gerechtshof al twijfelen, dan ben ik van mening dat de zaak voor dit punt aangehouden zou kunnen worden voor nader onderzoek, te weten het horen van getuigen, zoals [betrokkene 3], [betrokkene 5] en [betrokkene 1].
Op grond van dit dossier echter ben ik van mening dat er geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs, zodat [verdachte] vrijgesproken dient te worden."