ECLI:NL:HR:2012:BW6177

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03409 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van politicus G. Wilders via sociale media

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens de politicus Geert Wilders. De bedreiging vond plaats op 16 februari 2010 via een bericht op de sociale media site Hyves, waarin de verdachte opzettelijk dreigende en gewelddadige taal gebruikte. De Hoge Raad oordeelde dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging vereist is dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en dat de bedreiging van dien aard is dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Het Hof had geoordeeld dat de uitlatingen van de verdachte een bedreiging opleverden, en dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de motivering van de bewezenverklaring toereikend was en geen onjuiste rechtsopvatting vertoonde. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen tegen publieke figuren en de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de context waarin dergelijke uitlatingen worden gedaan.

Uitspraak

22 mei 2012
Strafkamer
nr. S 11/03409 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 april 2011, nummer 22/004429-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
2.1. De middelen keren zich met diverse klachten in de kern tegen de motivering van de bewezenverklaring. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 16 februari 2010 in Nederland G. Wilders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op een (algemeen toegankelijke) profielensite, te weten www.hyves.nl, onder de gebruikersnaam [A] die Wilders via voornoemde site een bericht gestuurd, met de tekst "deze homo mag zo snel snel naar de euromast gaan, erop gaan klimmen en dan zo springen, 6 salto's achteruit maken en landen op z'n linkeroog. Dan ga ik naar z'n mama, pak ik haar hoofd en sla haar omdat ze zo'n kind heeft gemaakt. Dan maak ik een milkshake van de overblijfselen van geertje en dwing z'n mama het op te drinken. Perfecte straf! Maar ja OOK AL wordt dit homootje gekozen, binnen 1 week liggen z'n hersenen op de grond.", van welke tekst die Wilders kennis heeft gekregen."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 18 maart 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het in de tenlastelegging vermelde bericht heb ik verstuurd. De tekst klopt. Mijn gebruikersnaam op Hyves is [A].
2. Een proces-verbaal van de politie Haaglanden, nummer PL15J2 2010040271-1 d.d. 24 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -:
als de op 24 februari 2010 tegenover die opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van aangever G. Wilders (p. 6 e.v.):
Op 16 februari 2010 ben ik middels een reactie/krabbel, die ik aantrof in mijn mailbox van de website "Hyves", met de dood bedreigd. De reactie/krabbel is verzonden en afkomstig van: [A]. De inhoud van het bericht is: "deze homo mag zo snel snel naar de euromast gaan, erop gaan klimmen en dan zo springen, 6 salto's achteruit maken en landen op z'n linkeroog. Dan ga ik naar z'n mamma, pak ik haar hoofd en sla ik haar omdat ze zo'n kind heeft gemaakt. Dan maak ik een milkshake van de overblijfselen van Geertje en dwing ik z'n mamma het op te drinken. Perfecte straf! Maar ja OOK AL wordt homootje gekozen, binnen 1 week liggen z'n hersenen op de grond." Ik voel mij door bovenstaande reactie/krabbel ernstig bedreigd. Ik ben bang dat de afzender van deze reactie/krabbel mij daadwerkelijk van het leven zal beroven dan wel mij zwaar lichamelijk letsel toe zal brengen."
2.2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Het eerste deel van de tenlastegelegde tekst bevat geen enkele bedreiging. En de laatste zin van de tekst kan hoogstens worden aangemerkt als een voorspelling of was bedoeld als misplaatste grap. De verdachte zou daarom moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging."
2.2.4. Het Hof heeft het aldus aangevoerde als volgt samengevat en verworpen:
"Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de door de verdachte verzonden tekst niet gekwalificeerd kan worden als bedreiging, maar hoogstens aangemerkt kan worden als een voorspelling en bedoeld was als een slechte grap. De verdachte zou daarom moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van dit verweer.
Het hof overweegt dat het voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging, dat de bedreiging van dien aard is en onder zulke omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat er sprake was van opzet op bedreiging. Gelet op de inhoud van het dossier en het ter terechtzitting in hoger beroep verhandelde is naar 's hofs oordeel in de onderhavige zaak aan deze vereisten voldaan. Evenals de rechtbank is het hof immers van oordeel dat de tekst als één geheel moet worden beschouwd, waarin duidelijk sprake is van een ik-figuur (zijnde de verdachte als afzender) die zich richt tot G. Wilders en waarin - vooral in de afsluiting - een bedreiging is vervat. Door het schriftelijke en anonieme karakter van de boodschap moet de verdachte beseft hebben dat de ontvanger de boodschap niet als een grap zou interpreteren, te meer nu de inhoud van het bericht daartoe geen enkel aanknopingspunt biedt, maar dat Wilders het bericht zou opvatten als een bedreiging, mede gelet op andere bedreigingen waarvan algemeen bekend is dat die in het verleden jegens Wilders zijn geuit en de gebleken veiligheidsrisico's voor hem, die persoonsbeveiliging nodig hebben gemaakt. Een bericht als het onderhavige, hoe klein en onbeduidend volgens de verdachte ook, is onder de voornoemde feitelijke omstandigheden dan ook wel degelijk een bedreiging."
2.3. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448) en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht (vgl. HR 17 januari 1984, NJ 1984/479).
2.4. Het Hof heeft geoordeeld dat de in de bewezenverklaring omschreven uitlatingen van de verdachte een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.5. Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.F. Groos en J. Wortel in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 22 mei 2012.