ECLI:NL:HR:2012:BW6174
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toelaatbaarheid van ad informandum gevoegde feiten in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1960, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin rekening was gehouden met ad informandum gevoegde feiten. De verdediging stelde dat deze feiten niet in aanmerking hadden mogen worden genomen, omdat de verdachte tijdens zijn verhoor niet was gewezen op zijn recht om een advocaat te raadplegen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht rekening had gehouden met deze feiten, mits de verdachte deze feiten had erkend tijdens de procedure. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter de vrijheid heeft om ad informandum gevoegde feiten mee te wegen bij de strafoplegging, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de bestaande jurisprudentie omtrent de behandeling van ad informandum gevoegde feiten en de rechten van verdachten tijdens verhoren. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden en er geen rechtsvragen waren die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.