ECLI:NL:HR:2012:BW6136

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02491
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk uitgeoefend gezag en verbod moeder om niet buiten een bepaalde afstand van vader te gaan wonen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden. De moeder, eiseres tot cassatie, had beroep ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 12 april 2011 was gewezen. De vader, verweerder in cassatie, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak betrof de gezamenlijke uitoefening van gezag over hun kind en de vraag of de moeder het recht had om buiten een bepaalde afstand van de vader te wonen. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de klachten van de moeder in de middelen niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

13 juli 2012
Eerste Kamer
11/02491
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. Groen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 106814/KG ZA 10-250 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Leeuwarden van 6 oktober 2010;
b. het arrest in de zaak 200.076.658/01 van het gerechtshof te Leeuwarden van 12 april 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 juli 2012.