ECLI:NL:HR:2012:BW5642
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep in strafzaak na mededeling datum terechtzitting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was bij verstek veroordeeld door de politierechter op 11 mei 2007, maar had zijn hoger beroep pas op 6 juni 2007 ingesteld. De vraag die centraal stond was of de verdachte op de hoogte was van de datum van de terechtzitting, wat bepalend is voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de mededeling van de Officier van Justitie over de datum van de zitting niet zonder meer kan worden aangemerkt als een omstandigheid die de verdachte voorafgaand aan de zitting bekend was. Dit leidde tot de conclusie dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard in zijn hoger beroep. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De zaak begon met een vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte, waarbij de datum van de zitting door de Officier van Justitie werd medegedeeld. Het Hof had geoordeeld dat deze mededeling voldoende was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de zitting, maar de Hoge Raad was van mening dat deze conclusie niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad benadrukte dat de mededeling een voorlopig karakter heeft en dat er geen bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van de zitting. Hierdoor was de termijn voor het instellen van hoger beroep niet overschreden, en had de verdachte recht op een inhoudelijke behandeling van zijn zaak.