ECLI:NL:HR:2012:BW5640
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Vormverzuim en bewijsuitsluiting in strafzaken met betrekking tot rechtsbijstand tijdens politieverhoor
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een ander. De verdachte had tijdens zijn politieverhoor geen gelegenheid gekregen om een advocaat te raadplegen, wat volgens de verdediging een schending van zijn rechten opleverde. De verdediging stelde dat de verklaring van de verdachte, die onder deze omstandigheden was afgelegd, uitgesloten moest worden van het bewijs. Het Hof had echter geoordeeld dat, hoewel er sprake was van een vormverzuim, de verdachte de gelegenheid had gehad om een advocaat te raadplegen voordat hij zich bij de politie meldde, en daarom geen bewijsuitsluiting volgde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verklaring van de verdachte niet uitgesloten kon worden. De Hoge Raad herhaalde dat een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering in beginsel leidt tot bewijsuitsluiting, tenzij er sprake is van uitzonderingen die in deze zaak niet van toepassing waren. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt het belang van rechtsbijstand tijdens politieverhoren en de gevolgen van schendingen van dit recht voor de bewijsvoering in strafzaken.