ECLI:NL:HR:2012:BW5615

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02124
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigening en waardebepaling van onteigend goed in het kader van de aanleg van infrastructuur

In deze zaak gaat het om de onteigening van een perceel grond ten behoeve van de aanleg van een rotonde en een provinciale weg in de gemeenten Binnenmaas en Oud-Beijerland. De onteigening vond plaats op basis van de Onteigeningswet, waarbij de werkelijke waarde van het onteigende goed moest worden vastgesteld. De rechtbank Dordrecht had in eerdere vonnissen de waarde van het onteigende vastgesteld op € 6,25 per m², gebaseerd op de bestemming 'verkeersdoeleinden' en het agrarische gebruik van de grond. Wavas B.V., de eiseres tot cassatie, was het niet eens met deze waardering en stelde dat een redelijk handelend koper bereid zou zijn een hogere prijs te betalen, rekening houdend met mogelijke toekomstige ontwikkelingen van het gebied.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de huidige bestemming van het onteigende niet buiten beschouwing kon worden gelaten bij de waardebepaling. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest waarin werd gesteld dat als de bestemming van het onteigende is bepaald door een bestaand plan voor de aanleg van een werk, deze invloed niet meegewogen mag worden bij de waardebepaling. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.

Daarnaast werd de Provincie Zuid-Holland veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Wavas B.V. waren begroot op € 867,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige waardebepaling bij onteigeningen en de rol van bestemmingsplannen in dat proces.

Uitspraak

28 september 2012
Eerste Kamer
11/02124
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
WAVAS B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk,
t e g e n
PROVINCIE ZUID-HOLLAND,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Wavas en de Provincie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie vewijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak 75050 / HA ZA 08-2245 van de rechtbank Dordrecht van 25 juni 2008 en 2 maart 2011.
Het vonnis van 2 maart 2011 van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Wavas heeft tegen het vonnis van 2 maart 2011 beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de Provincie is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Bij brief van 25 mei 2012 heeft mr. J.F. de Groot, advocaat te Amsterdam, namens Wavas op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Onteigend is op de voet van art. 72a Ow ten behoeve van de aanleg van een rotonde op de kruising Kwakscheweg-Stougjesdijk alsmede van de aanleg van de provinciale weg N217 vanaf de kruising Kwakscheweg-Stougjesdijk tot aan de gedeeltelijk te reconstrueren rotonde Jan van der Heijdenstraat (omleiding Stougjesdijk), met bijkomende werken, in de gemeente Binnenmaas en Oud-Beijerland. Op de datum van de inschrijving van het vonnis van vervroegde onteigening (19 november 2008) golden volgens het in 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Omleiding N217 Stougjesdijk", voor het onteigende, groot 00.25.80 ha, de bestemmingen "verkeersdoeleinden" en "natuur". Het onteigende was toen in gebruik voor agrarische doeleinden.
3.2 De rechtbank heeft aan het onteigende, in overeenstemming met de primaire waardering van de deskundigen, een waarde van € 6,25 per m², totaal € 16.125,--, toegekend. De deskundigen baseerden die waardering op de bestemming "verkeersdoeleinden" en het agrarische gebruik van het onteigende. Het betoog van Wavas (dat erop neerkomt) dat een redelijk handelend koper die geen rekening zou houden met plannen voor de aanleg van het werk waarvoor onteigend wordt, bereid zou zijn een hogere dan de agrarische gebruikswaarde voor het onteigende te betalen in verband met een mogelijke toekomstige ontwikkeling van het gebied waarvan het onteigende deel uitmaakt die zou kunnen uitmonden in een meer rendabele bestemming, en dat daarom een hogere waarde als "verwachtingswaarde" behoort te worden vergoed, is door de rechtbank verworpen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen, kort gezegd, dat het onteigende de bestemming "verkeersdoeleinden" had en ook blijft houden na de onteigening en dat, als al sprake zou zijn van een wijziging van de bestemming in een rendabeler bestemming, dat in een dermate ver verwijderde toekomst zal zijn dat een redelijk handelend koper daaraan op dit moment geen betekenis zal hechten (rov. 2.7). Ook de visie van de deskundigen die aan het onteigende een hogere (verwachtings-)waarde, te weten gemiddeld € 10,-- per m², toekenden voor het geval dat de rechtbank bij de waardering de verkeersbestemming van het onteigende wegdenkt, brengt de rechtbank niet tot een hogere waardering, omdat zij het verweer van de Provincie onderschrijft dat het niet is toegestaan om de huidige verkeersbestemming weg te denken (rov. 2.9).
3.3 Het middel betoogt onder 1, onder meer, dat het oordeel van de rechtbank dat het niet is toegestaan om de huidige verkeersbestemming weg te denken, onjuist is, en verwijst in dat kader naar het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2010, LJN BL1634, NJ 2010/631. De klacht is gegrond. Indien de in een bestemmingsplan aan het onteigende gegeven bestemming bepaald is door een ten tijde van de vaststelling van dat plan al bestaand (concreet) plan voor de aanleg van een mede op het onteigende aan te leggen werk teneinde daarmee de juridisch-planologische onderbouwing en regeling te geven die de beoogde aanleg van dat werk mogelijk zal maken, moet dat bestemmingsplan in zoverre worden aangemerkt als behorende tot de in art. 40c, aanhef en onder 3°, Ow bedoelde plannen zodat de invloed daarvan buiten beschouwing moet blijven bij de bepaling van de werkelijke waarde van het onteigende. De rechtbank had derhalve behoren te onderzoeken of het in 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Omleiding N217 Stougjesdijk" valt aan te merken als behorende tot de plannen (als in art. 40c, aanhef en onder 3°, Ow bedoeld) voor de aanleg van de, mede op het onteigende perceelsgedeelte geprojecteerde, provinciale weg N217 en had daarvan behoren te laten afhangen of bij de waardebepaling van het onteigende de invloed van de bestemming "verkeersdoeleinden" al of niet behoort te worden geëlimineerd.
3.4In het verlengde van het voorgaande slagen ook de op onderdeel 1 voortbouwende klachten van de onderdelen 2a, 2b en 2d, gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat aan het onteigende geen verwachtingswaarde toekomt omdat (rov. 2.7) het onteigende al een bestemming "verkeersdoeleinden" had en na de onteigening ook blijft houden en omdat (rov. 2.9) het niet is toegestaan om die verkeersbestemming weg te denken. Immers aan dat oordeel ontvalt de grondslag indien het hiervoor in 3.3 bedoelde onderzoek tot de conclusie leidt dat bij de waardebepaling van het onteigende de invloed van de bestemming "verkeersdoeleinden" behoort te worden geëlimineerd.
3.5 De overige klachten behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 2 maart 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt de Provincie in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Wavas begroot op € 867,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, de vice-president F.B. Bakels en de raadsheren J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 28 september 2012.