ECLI:NL:HR:2012:BW5528

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05527
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door heimelijk fotograferen en filmen in een slaapkamer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen door heimelijk foto- en filmopnamen te maken van een vrouw die zich naakt in haar slaapkamer bevond. De feiten vonden plaats op 8 oktober 2009, toen de verdachte, na een melding over een gluurder, door verbalisanten werd gezien terwijl hij het flatgebouw van de aangeefster binnenging. De verdachte verklaarde dat hij dacht een vrouw te zien en besloot om foto’s en filmpjes te maken met zijn mobiele telefoon. De aangeefster, die zich op dat moment naakt in haar slaapkamer bevond, merkte de verdachte niet op totdat ze geluid hoorde en een schaduw zag. Ze voelde zich geschonden in haar privacy en was bezorgd dat de beelden op internet zouden verschijnen.

Het Hof had geoordeeld dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof een te ruime uitleg had gegeven aan het begrip ontuchtige handelingen zoals bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad benadrukte dat er geen relevante interactie tussen de verdachte en de aangeefster was vastgesteld die zou kunnen wijzen op dwang. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder de handelingen zijn verricht, en de betekenis van relevante interactie tussen de verdachte en het slachtoffer in het kader van ontuchtige handelingen.

Uitspraak

15 mei 2012
Strafkamer
nr. S 10/05527
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 16 december 2010, nummer 21/002169-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Gijsen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het tweede en het derde middel
2.1. De middelen, die zich voor gezamenlijke bespreking lenen, komen met rechts- en motiveringsklachten op tegen het oordeel van het Hof dat het heimelijk langs het gordijn van een slaapkamer fotograferen en filmen van een persoon die zich naakt in die slaapkamer bevindt, is aan te merken als het verrichten van ontuchtige handelingen als bedoeld in art. 246 Sr.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 08 oktober 2009 te Wageningen, door een feitelijkheid, [betrokkene 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door foto- en filmopnamen van [betrokkene 1] te maken terwijl zij zich naakt, in ieder geval (deels) onaangekleed, in haar slaapkamer bevond, waarbij de feitelijkheid er in bestond dat verdachte bij het filmen en fotograferen zijn mobiele telefoon, met film- en fotofunctie, heimelijk langs het gordijn van genoemde slaapkamer heeft gehouden."
2.2.2. Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof onder meer het volgende overwogen:
"Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende vast komen te staan.
Naar aanleiding van een melding over een gluurder staan twee verbalisanten op 8 oktober 2009 rond 06.30 uur te posten bij het flatgebouw aan de [a-straat] te Wageningen waar onder andere aangeefster woont. Rond dat tijdstip zien verbalisanten verdachte het flatgebouw ingaan en nadat hij een krant elders heeft bezorgd over de galerij naar de woning van aangeefster lopen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij naar de woning van aangeefster is gegaan omdat hij zag dat het licht brandde en dat het gordijn niet goed dicht zat. Verdachte keek daarop naar binnen en zag iets roods. Hij dacht dat het een handdoek of een badlaken was die een vrouw droeg. Verdachte was ervan uitgegaan dat dit een vrouw was, want hij verklaart geen interesse in mannen te hebben. Vervolgens heeft verdachte getracht om langs het gordijn zicht te krijgen in de kamer en heeft verdachte zijn mobiele telefoon gepakt. Verdachte is vervolgens goed gaan staan om dat fotootje of filmpje te maken.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een foto moest maken "want dat zie je geen tweede keer". Op de vraag wat er bijzonder is aan een vrouw in een badlaken antwoordt verdachte dat voor hem iedere vrouw wel iets heeft. Ook heeft hij bij de politie verklaard dat hij eerst getracht heeft een filmpje te maken maar dat dit niet lukte omdat het te donker was en er geen flits op zijn mobiele telefoon zat, bovendien lukte het inzoomen niet. Daarna heeft verdachte foto's gemaakt met zijn mobieltje. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij een foto en een filmpje heeft willen maken om deze later nog eens beter terug te kijken. Hij dacht dan een naakte vrouw met een rood badlaken te zien.
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat zij op donderdag 8 oktober 2009 om ongeveer 06.30 uur is opgestaan en na het douchen, naakt terug is gekomen in haar slaapkamer en een roze handdoek in haar hand had. Haar slaapkamer bevindt zich aan de galerijzijde van de flat en de gordijnen waren dicht.
Toen zij kleding uit haar kast wilde pakken hoorde zij twee piepjes achter elkaar. Het geluid klonk als afkomstig van een mobiele telefoon. Vervolgens zag zij een schaduw aan de voorzijde van de flat, dus op de galerij. Zij zag dat de schaduw op de telefoon keek, althans zo leek het verklaart aangeefster. Zij zag daarbij dat er een kier tussen de gordijnen zat en heeft toen direct een handdoek omgeslagen en de gordijnen goed dicht gedaan.
Uit het relaas van verbalisanten volgt dat aangeefster zich tijdens het opnemen van de verklaring ging realiseren wat er gebeurd was. Aangeefster vroeg of de man beeldmateriaal van haar had gemaakt waarbij verbalisanten aan haar gezichtsuitdrukking bezorgdheid en angst zagen. De verbalisanten zagen een duidelijke opbouw in haar gemoedstoestand omdat zij naar hen uitspraak: "Maar als hij dat beeldmateriaal nou op internet gaat zetten want ik liep naakt in de slaapkamer", of woorden van gelijke strekking.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (PL2009045974-7) blijkt vervolgens dat op één van de door verdachte gemaakte videobeelden een klein stukje te zien is van een gedaante van een ontblote vrouw.
Verweer: ontuchtige handelingen
Door de verdediging is aangevoerd dat er geen sprake is van ontuchtige handelingen. Daarbij wordt verwezen naar de uitspraken van de rechtbank Alkmaar 3 maart 2010, LJN BL6362 en Gerechtshof Amsterdam 30 september 2010, LJN BN8807.
De vraag die voorligt, is of verdachte in de gegeven omstandigheden, te weten door het heimelijk langs het gordijn van de slaapkamer van aangeefster met een mobiele telefoon fotograferen en/of filmen van aangeefster terwijl zij naakt dan wel (grotendeels) ongekleed was, haar heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Het hof is allereerst van oordeel dat het heimelijk fotograferen en/of filmen van naakte dan wel ongeklede personen die zich hebben afgezonderd, niet alleen schending van privacy opleveren maar onder omstandigheden eveneens kunnen worden aangemerkt als handelingen van seksuele aard en dien ten gevolge ook kunnen opleveren het verrichten van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. Voor het antwoord op de vraag of er sprake is geweest van ontuchtige handelingen in de zin van het telastegelegde is doorslaggevend of onder de omstandigheden de handelingen van verdachte een seksuele lading hebben die in strijd is met sociaal-ethische normen.
Het hof is van oordeel dat uit de gegeven omstandigheden blijkt dat het handelen van verdachte in strijd was met sociaal-ethische normen met een seksuele lading.
In het bijzonder neemt het hof hiervoor in aanmerking dat verdachte heeft verklaard: "Ik ging ervan uit dat het een vrouw was, want in mannen heb ik geen interesse(...)". "Ik ben toen goed gaan staan (...). Ik dacht dat ik daar een foto van moest maken, want dat zie je geen tweede keer (...)" en dat verdachte de beelden later nog eens terug wilde zien waarbij hij dacht een naakte vrouw met een rood badlaken te zien.
Het hof gaat er daarbij vanuit dat naar algemene ervaringsregels heeft te gelden dat dergelijke beelden kunnen worden gemaakt met de kennelijke intentie om op een later tijdstip die beelden opnieuw te bekijken danwel dat de beelden gebruikt worden ter bevrediging van lustgevoelens van de maker van de beelden of van derden. Ook aangeefster heeft volgens het relaas van verbalisanten aangegeven dat zij zich niet alleen in haar privacy maar ook in haar schaamtegevoel aangetast voelt.
Het voorgaande betekent dat het hof het handelen van verdachte als ontuchtig aanmerkt.
Verweer: dwang
Door de verdediging is voorts betoogd dat er geen sprake is geweest van dwang, nu het slachtoffer zich tegen de handeling(en) van verdachte kon verzetten.
Naar het oordeel van het hof omvat het begrip dwang als bedoeld in artikel 246 Sr niet alleen het geval waarin een ontuchtige handeling wordt verricht tegen de wil van het slachtoffer, maar ook het geval dat de dader door heimelijk handelen weet te voorkomen dat het slachtoffer zich kan verzetten en de dader zo zijn doel weet te bereiken.
Vaststaat dat het gordijn van de slaapkamer van aangeefster dicht was. Nadat zij iets hoorde en zag dat het gordijn niet helemaal goed dicht zat heeft zij het gordijn verder dicht gedaan. Aangeefster kon zich niet onttrekken aan de inbreuk die verdachte op haar integriteit maakte door langs een kier van het gordijn een foto of filmpje van haar te maken.
De omstandigheid dat aangeefster, aanvankelijk onbewust van de aanwezigheid van verdachte en kennelijk veronderstellend dat niemand haar in de slaapkamer zag, zich vrij voelde om (deels) naakt in haar slaapkamer rond te lopen, doet hieraan niet af. Aangenomen moet worden dat zij dit niet zou hebben gedaan al zij had geweten dat er foto's en beelden van haar werden gemaakt."
2.3. In art. 139f, eerste lid, Sr is strafbaar gesteld het met gebruikmaking van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen. Een dergelijke gedraging is op zichzelf niet - tevens - een ontuchtige handeling in de zin van art. 246 Sr. Dat is niet anders indien bedoelde persoon naakt is en/of indien de afbeelding is vervaardigd om deze later te (laten) gebruiken ter bevrediging van lustgevoelens.
Weliswaar kan van belang zijn of er enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie tussen de verdachte en die persoon heeft plaatsgevonden, omdat in uitzonderlijke gevallen ook zonder lichamelijke aanraking sprake kan zijn van het dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, maar ook zonder lichamelijke aanraking moet het dan wel gaan om een handeling waarvan het plegen of dulden als ontuchtig is aan te merken. (Vgl. HR 8 mei 2012, LJN BW5000).
2.4. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen dat het Hof niets heeft vastgesteld omtrent enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie tussen de verdachte en de aangeefster, geeft 's Hofs oordeel dat de aangeefster ontuchtige handelingen heeft moeten dulden, blijk van een te ruime en dus onjuiste uitleg van dat in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende, aan art. 246 Sr ontleende begrip. Voor zover de middelen daarover klagen zijn ze terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 mei 2012.