ECLI:NL:HR:2012:BW5525

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/00508
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij langdurige vertraging van luchtvaartmaatschappijen en de geldigheid van het Sturgeon-arrest

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht door de vennootschap naar buitenlands recht China Southern Airlines Company Limited (hierna: CSA), staat de vraag centraal of de luchtvaartmaatschappij recht heeft op compensatie bij langdurige vertraging op basis van de Europese Verordening (EG) Nr. 261/2004. De zaak is ontstaan na een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waar CSA in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak. De Hoge Raad heeft de zaak op 15 juni 2012 behandeld en heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas in overweging genomen, die strekte tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 november 2009, waarin werd geoordeeld over de rechten van luchtreizigers bij vertraging. De vraag die in deze zaak aan de orde is, betreft de geldigheid van dit arrest en of het nog steeds het geldende recht weergeeft. De Hoge Raad heeft besloten om de uitspraak aan te houden in afwachting van een nieuwe uitspraak van het HvJEU, die op korte termijn wordt verwacht. Dit besluit is genomen omdat er bijzondere omstandigheden zijn die een spoedige uitspraak van de Hoge Raad bemoeilijken.

De zaak is verder behandeld op verzoek van CSA, die de Hoge Raad heeft verzocht om de termijn voor het pleidooi te verkorten. De Hoge Raad heeft dit verzoek toegewezen, maar heeft uiteindelijk besloten om de uitspraak aan te houden totdat het HvJEU zijn oordeel heeft gegeven. De stukken zijn opnieuw in handen gesteld van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie na de uitspraak van het HvJEU.

Uitspraak

15 juni 2012
Eerste Kamer
12/00508
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht CHINA SOUTHERN AIRLINES COMPANY LIMITED,
gevestigd te Guangzhou City, China,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
EUCLAIM B.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als CSA en EUclaim.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 395168/CV EXPL 08-10281 van de kantonrechter te Haarlem van 15 juli 2010;
b. het arrest in de zaak 200.077.860/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 6 december 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft CSA beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen EUclaim is verstek verleend.
De zaak is voor CSA zowel schriftelijk als mondeling toegelicht door mr. F.E. Vermeulen, mr. B.F.L.M. Schim, advocaten te Amsterdam, en mr. R.L.S.M. Pessers, advocaat te Rotterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
Namens CSA hebben mr. Vermeulen, mr. Schim en mr. Pessers voornoemd, bij brief van 25 mei 2012 op die conclusie gereageerd.
3. De verdere behandeling van het geding in cassatie
3.1 In deze zaak is op de voet van art. 17 lid 1 van het Rolreglement van de civiele kamer de schriftelijke toelichting opgenomen in de cassatiedagvaarding. Vervolgens is door CSA verzocht de zaak te mogen bepleiten, en voorts te beslissen dat de termijn voor het pleidooi op grond van daartoe aangevoerde bijzondere omstandigheden die tot spoed nopen, zal worden verkort. De Hoge Raad heeft dit verzoek toegewezen, waarna de zaak is bepleit op 23 maart, en de Procureur-Generaal met spoed heeft geconcludeerd op 11 mei 2012. Ingevolge art. 17 lid 1 van het Rolreglement dient de Hoge Raad thans zo spoedig mogelijk uitspraak te doen. Inmiddels is echter gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de Hoge Raad aanleiding ziet hiervan af te wijken.
3.2 Het gaat in deze zaak over het recht op compensatie bij langdurige vertraging op grond van art. 6 en 7 van de Verordening (EG) Nr. 261/2004 inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De zaak spitst zich erop toe, kort gezegd, of het arrest van het HvJEU 19 november 2009, gevoegde zaken C-402/07 en C-432/07, Jur. 2009, p. I-10923, NJ 2010/137 (het Sturgeon-arrest) nog steeds het geldende recht weergeeft.
Op 15 mei 2012 heeft de Advocaat-Generaal van het HvJEU geconcludeerd in de gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10, waarin in de kern dezelfde vraag aan de orde is. Uit ambtshalve door de Hoge Raad ingewonnen inlichtingen is gebleken dat in deze zaken op korte termijn uitspraak is te verwachten.
3.3 Op grond van deze bijzondere omstandigheden ziet de Hoge Raad aanleiding zijn uitspraak aan te houden totdat het HvJEU uitspraak heeft gedaan.
3.4 De stukken worden opnieuw in handen gesteld van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie nadat het HvJEU uitspraak heeft gedaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
stelt de stukken in handen van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 15 juni 2012.