ECLI:NL:HR:2012:BW5525
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Compensatie bij langdurige vertraging van luchtvaartmaatschappijen en de geldigheid van het Sturgeon-arrest
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht door de vennootschap naar buitenlands recht China Southern Airlines Company Limited (hierna: CSA), staat de vraag centraal of de luchtvaartmaatschappij recht heeft op compensatie bij langdurige vertraging op basis van de Europese Verordening (EG) Nr. 261/2004. De zaak is ontstaan na een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waar CSA in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak. De Hoge Raad heeft de zaak op 15 juni 2012 behandeld en heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas in overweging genomen, die strekte tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 november 2009, waarin werd geoordeeld over de rechten van luchtreizigers bij vertraging. De vraag die in deze zaak aan de orde is, betreft de geldigheid van dit arrest en of het nog steeds het geldende recht weergeeft. De Hoge Raad heeft besloten om de uitspraak aan te houden in afwachting van een nieuwe uitspraak van het HvJEU, die op korte termijn wordt verwacht. Dit besluit is genomen omdat er bijzondere omstandigheden zijn die een spoedige uitspraak van de Hoge Raad bemoeilijken.
De zaak is verder behandeld op verzoek van CSA, die de Hoge Raad heeft verzocht om de termijn voor het pleidooi te verkorten. De Hoge Raad heeft dit verzoek toegewezen, maar heeft uiteindelijk besloten om de uitspraak aan te houden totdat het HvJEU zijn oordeel heeft gegeven. De stukken zijn opnieuw in handen gesteld van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie na de uitspraak van het HvJEU.