ECLI:NL:HR:2012:BW5516
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Compensatie bij langdurige vertraging van luchtreizen en de geldigheid van het Sturgeon-arrest
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht door Martinair Holland N.V., draait het om het recht op compensatie bij langdurige vertraging van luchtreizen, zoals vastgelegd in de Verordening (EG) Nr. 261/2004. De Hoge Raad heeft op 15 juni 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Martinair tegen eerdere vonnissen van de kantonrechter te Haarlem. De zaak is van belang omdat het gaat om de vraag of het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 november 2009, bekend als het Sturgeon-arrest, nog steeds het geldende recht weergeeft. Dit arrest heeft implicaties voor de rechten van luchtreizigers bij vertragingen en annuleringen van vluchten.
De Hoge Raad heeft de zaak aangehouden in afwachting van een nieuwe uitspraak van het HvJEU, die op korte termijn werd verwacht. De advocaat-generaal P. Vlas had in zijn conclusie tot verwerping van het beroep van Martinair geadviseerd, maar de Hoge Raad besloot de stukken opnieuw in handen te stellen van de Procureur-Generaal voor een aanvullende conclusie na de uitspraak van het HvJEU. Dit besluit werd genomen op basis van bijzondere omstandigheden die de Hoge Raad aanleiding gaven om af te wijken van de gebruikelijke termijn voor uitspraak.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk en de bescherming van de rechten van luchtreizigers, en benadrukt de noodzaak voor duidelijke richtlijnen omtrent compensatie bij vertragingen. De zaak illustreert ook de interactie tussen nationale rechtspraak en Europese regelgeving, en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtszekerheid voor betrokken partijen.