ECLI:NL:HR:2012:BW5514

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05366
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij langdurige vertraging van luchtreizen en de geldigheid van het Sturgeon-arrest

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht door TUI Airlines Nederland B.V., handelend onder de naam ArkeFly, staat de vraag centraal of reizigers recht hebben op compensatie bij langdurige vertraging van hun vlucht op basis van de Europese Verordening (EG) Nr. 261/2004. De zaak is ontstaan na een vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 29 augustus 2011, waartegen ArkeFly cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en op 15 juni 2012 uitspraak gedaan. De kern van de zaak betreft de vraag of het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 november 2009, het zogenaamde Sturgeon-arrest, nog steeds het geldende recht weergeeft. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot vernietiging en verwijzing, maar de Hoge Raad heeft besloten de uitspraak aan te houden in afwachting van een nieuwe uitspraak van het HvJEU in vergelijkbare zaken. Dit besluit is genomen omdat er bijzondere omstandigheden zijn die een spoedige uitspraak van de Hoge Raad bemoeilijken. De Hoge Raad heeft de stukken opnieuw in handen gesteld van de Procureur-Generaal voor een aanvullende conclusie nadat het HvJEU uitspraak heeft gedaan. De zaak is dus nog niet definitief afgerond, en de Hoge Raad zal zijn uitspraak doen zodra er meer duidelijkheid is vanuit het HvJEU.

Uitspraak

15 juni 2012
Eerste Kamer
11/05366
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
TUI AIRLINES NEDERLAND B.V., handelend onder de naam ArkeFly,
gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als ArkeFly en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak 1031827\RL EXPL 11-2388 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 29 augustus 2011;
Het vonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft ArkeFly beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor ArkeFly zowel mondeling als schriftelijk toegelicht door mrs. F.E. Vermeulen, B.F.L.M. Schim, advocaten te Amsterdam en mr. R.L.S.M. Pessers, advocaat te Rotterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot vernietiging en verwijzing.
Namens ArkeFly hebben mrs. Vermeulen, Schim en Pessers voornoemd, bij brief van 25 mei 2012 op die conclusie gereageerd.
3. De verdere behandeling van het geding in cassatie
3.1 In deze zaak is op de voet van art. 17 lid 1 van het Rolreglement van de civiele kamer de schriftelijke toelichting opgenomen in de cassatiedagvaarding. Vervolgens is door ArkeFly verzocht de zaak te mogen bepleiten, en voorts te beslissen dat de termijn voor het pleidooi op grond van daartoe aangevoerde bijzondere omstandigheden die tot spoed nopen, zal worden verkort. De Hoge Raad heeft dit verzoek toegewezen, waarna de zaak is bepleit op 23 maart, en de Procureur-Generaal met spoed heeft geconcludeerd op 11 mei 2012. Ingevolge art. 17 lid 1 van het Rolreglement dient de Hoge Raad thans zo spoedig mogelijk uitspraak te doen. Inmiddels is echter gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de Hoge Raad aanleiding ziet hiervan af te wijken.
3.2 Het gaat in deze zaak over het recht op compensatie bij langdurige vertraging op grond van art. 6 en 7 van de Verordening (EG) Nr. 261/2004 inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De zaak spitst zich erop toe, kort gezegd, of het arrest van het HvJEU 19 november 2009, gevoegde zaken C-402/07 en C-432/07, Jur. 2009, p. I-10923, NJ 2010/137 (het Sturgeon-arrest) nog steeds het geldende recht weergeeft.
Op 15 mei 2012 heeft de Advocaat-Generaal van het HvJEU geconcludeerd in de gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10, waarin in de kern dezelfde vraag aan de orde is. Uit ambtshalve door de Hoge Raad ingewonnen inlichtingen is gebleken dat in deze zaken op korte termijn uitspraak is te verwachten.
3.3 Op grond van deze bijzondere omstandigheden ziet de Hoge Raad aanleiding zijn uitspraak aan te houden totdat het HvJEU uitspraak heeft gedaan.
3.4 De stukken worden opnieuw in handen gesteld van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie nadat het HvJEU uitspraak heeft gedaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
stelt de stukken in handen van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 15 juni 2012.