ECLI:NL:HR:2012:BW5324
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- A.H.T. Heisterkamp
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verkrijging door verjaring van rechtsvordering tot beëindiging bezit, zonder vereiste van goede trouw opvolgende bezitter(s)
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 augustus 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de verkrijging van eigendom door verjaring. De eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], hebben in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 26 oktober 2010 was gewezen. De zaak betreft een geschil over een strook grond die door de eisers in gebruik is genomen sinds hun aankoop van het perceel aan de [a-straat 1] in 1999. De grond grenst aan het perceel van de verweerders, die sinds 22 mei 2007 eigenaar zijn van het aangrenzende perceel aan de [b-straat 1]. De eisers stelden dat zij de eigendom van de strook grond door verkrijgende verjaring hadden verkregen, terwijl de verweerders dit betwistten en in reconventie vorderden dat de rechtbank zou verklaren dat de strook grond eigendom was van de verweerders.
De rechtbank heeft de vordering van de eisers in conventie toegewezen, maar de vordering van de verweerders in reconventie afgewezen. Het hof heeft echter de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de eisers bevolen de strook grond te ontruimen. Het hof oordeelde dat de eisers, bij de verkrijging van hun eigendom in 1999, te kwader trouw waren omdat zij hadden opgemerkt dat de strook grond niet tot hun perceel behoorde. Dit leidde tot de conclusie dat de eisers de lopende verjaring niet hadden voortgezet, waardoor hun beroep op verjaring faalde.
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat volgens artikel 3:105 BW ook een bezitter die niet te goeder trouw is, de eigendom van een zaak kan verkrijgen, mits hij de zaak bezit op het moment dat de verjaring van de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit wordt voltooid. De Hoge Raad heeft de verweerders in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 465,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.