ECLI:NL:HR:2012:BW5177

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02637 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de strafoplegging in een Antilliaanse zaak met betrekking tot het tijdsverloop

In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden is gebracht, betreft het een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak is geregistreerd onder nummer H 35/2008 en betreft een strafzaak tegen een verdachte die geboren is in 1973 en woonachtig is in een niet gespecificeerde plaats. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. C. Wendenburg, advocaat te Maastricht. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.

De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft op 15 mei 2012 uitspraak gedaan en heeft de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf verminderd. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof verzuimd heeft om een met redenen omklede beslissing te geven op het verweer van de verdachte dat rekening gehouden moest worden met het tijdsverloop. Dit tijdsverloop, dat meer dan vier jaar beslaat, heeft geleid tot een schending van het beginsel van berechting binnen een redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot zeventien maanden en één week, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De overige middelen in cassatie zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

15 mei 2012
Strafkamer
nr. S 11/02637 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 31 maart 2011, nummer H 35/2008, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende in [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C. Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof bij de strafoplegging geen rekening heeft gehouden met het tijdsverloop, althans heeft verzuimd te beslissen op een namens de verdachte dienaangaande gevoerd verweer.
2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2011 heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in, voor zover hier van belang:
"Thans hebben cliënten heden na 4 jaren en 4 maanden na datum nog steeds geen zekerheid omtrent hun positie en status. Deze onzekerheid die niet aan hen toe te rekenen is dient eveneens te worden meegenomen in Uw beoordeling. Het beginsel van berechting binnen redelijke termijn 6 EVRM is ook geschonden hetgeen een rechtvaardiging dient te vinden in uw uitspraak."
2.3. Aldus is een verweer gevoerd waaromtrent het Hof op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak niet voorkomt, is het middel gegrond. De Hoge Raad zal de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen.
2.4. De aan de Hoge Raad gezonden stukken houden ten aanzien van het procesverloop in hetgeen is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.4. In cassatie wordt ervan uitgegaan dat tussen het instellen van beroep in cassatie op 2 juni 2008 en 13 juli 2010, de datum waarop door de Hoge Raad op dat beroep uitspraak is gedaan, de redelijke termijn van berechting als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zeventien maanden en één week, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 15 mei 2012.