ECLI:NL:HR:2012:BW5176
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de strafoplegging in een Antilliaanse zaak met betrekking tot tijdsverloop
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1963, had beroep ingesteld tegen een uitspraak van 31 maart 2011. De advocaat van de verdachte, mr. C. Wendenburg, stelde middelen van cassatie voor, waarbij hij aanvoerde dat het Hof niet had gereageerd op het verweer dat rekening moest worden gehouden met het tijdsverloop. Dit verweer was van belang omdat de verdachte na meer dan vier jaar nog steeds geen duidelijkheid had over zijn positie en status, wat volgens de verdediging in strijd was met het beginsel van berechting binnen een redelijke termijn zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had verzuimd om een met redenen omklede beslissing te geven op het verweer van de verdachte. Dit verzuim leidde tot de conclusie dat het middel gegrond was. De Hoge Raad besloot om de zaak zelf af te doen uit doelmatigheidsredenen en verminderde de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden naar zeventien maanden en één week, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De overige middelen werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden.
De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan op 15 mei 2012 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De beslissing benadrukt het belang van een tijdige en gemotiveerde reactie van de rechter op verweren van de verdediging, vooral in zaken waar de redelijke termijn van berechting in het geding is.