ECLI:NL:HR:2012:BW5162
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de motivering van strafoplegging en vreemdelingenrechtelijke consequenties
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Detentiecentrum 'Rotterdam', was veroordeeld voor het in bezit hebben van een vervalst reisdocument. De politierechter had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. N. van Schaik, stelde in hoger beroep dat het Hof onvoldoende rekening had gehouden met de vreemdelingenrechtelijke consequenties van de strafoplegging, zoals een ongewenstverklaring. Het Hof had de verdachte veroordeeld zonder expliciet de redenen te geven voor het afwijken van het door de verdediging naar voren gebrachte standpunt over de strafmaat. De Advocaat-Generaal Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in strijd met artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering had verzuimd om de redenen voor de afwijking van het standpunt van de verdediging te motiveren. Dit verzuim leidde tot nietigheid van de uitspraak volgens artikel 359, achtste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. Het beroep werd voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij strafopleggingen, vooral wanneer vreemdelingenrechtelijke gevolgen aan de orde zijn.