ECLI:NL:HR:2012:BW4988

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04399
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over echtscheiding en alimentatiebehoefte van de vrouw

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheiding en de alimentatiebehoefte van de vrouw. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem, die op 5 juli 2011 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, had verzocht het beroep te verwerpen. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De man had hierop gereageerd met een brief op 11 mei 2012.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof bevestigd en het beroep verworpen.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van alimentatie en echtscheiding, en benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtszekerheid en het rechtsgelijkheidsbeginsel. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, wat de transparantie van de rechtspraak onderstreept.

Uitspraak

22 juni 2012
Eerste Kamer
11/04399
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. M.S. van der Keur.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 191145 / ES RK 09-653 van de rechtbank Arnhem van 6 augustus 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.076.763 van het gerechtshof te Arnhem van 5 juli 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 11 mei 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 22 juni 2012.