ECLI:NL:HR:2012:BW4899

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05422
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot nakoming van een overeenkomst en bewijslastverdeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een vordering tot nakoming van een overeenkomst. De eiser, handelend onder de naam [A], had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Arnhem. De verweersters, die gezamenlijk als [verweerder] c.s. werden aangeduid, hadden voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag lagen, waaronder vonnissen van de rechtbank Arnhem en arresten van het gerechtshof te Arnhem. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekte tot verwerping van het principale beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 771,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser, A.H.T. Heisterkamp en openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

29 juni 2012
Eerste Kamer
10/05422
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, VERWEERDER in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerder 2],
3. [Verweerster 3],
4. [Verweerster 4],
5. [Verweerster 5],
allen wonende te [woonplaats],
6. [Verweerster 6],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, EISERS in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 148292/HA ZA 06-2059 van de rechtbank Arnhem van 10 januari 2007;
b. de vonnissen in verzet in de zaak 153401/HA ZA 07-479 van de rechtbank Arnhem van 4 april 2007 en 22 augustus 2007;
c. de arresten in de zaak 104.004.650 van het gerechtshof te Arnhem van 28 juli 2009 en 3 augustus 2010.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principale beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 21 mei 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 771,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 29 juni 2012.