ECLI:NL:HR:2012:BW4254

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03916
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag van taxichauffeur leidt tot zwaar lichamelijk letsel bij voetganger

In deze zaak oordeelt de Hoge Raad over een verkeersincident waarbij een taxichauffeur op 17 januari 2008 in Amsterdam een voetganger aanreed, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de voetganger. De verdachte, die als beroepschauffeur op de trambaan reed zonder de benodigde ontheffing, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag. Het Gerechtshof had eerder geoordeeld dat de verdachte roekeloos had gehandeld, maar de Hoge Raad oordeelt dat de motivering van het Hof tekortschiet. De omstandigheden die door het Hof zijn genoemd, zoals het rijden op een nat wegdek met een te hoge snelheid en het feit dat de verdachte de voetganger had gezien, zijn niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij het vaststellen van roekeloosheid in verkeerszaken, vooral gezien de zware gevolgen die dit kan hebben voor de verdachte.

Uitspraak

3 juli 2012
Strafkamer
nr. S 10/03916
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 augustus 2010, nummer 23/005452-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"Primair
hij op of omstreeks 17 januari 2008 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (taxi) -in de hoedanigheid van beroepschauffeur-, daarmee rijdende over de weg, de tram/busbaan van de Marnixstraat zich zodanig, te weten roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenletsel en/of een gebroken linker onderbeen werd toegebracht, althans zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
bestaande dat gedrag hieruit:
hij, verdachte, heeft toen aldaar, als bestuurder van voornoemde personenauto gereden over de tram/busbaan van de Marnixstraat, komende uit de richting van de Rozengracht en gaande in de richting van het Leidseplein,
- terwijl het donker was en/of
- terwijl het wegdek vochtig was en/of
- terwijl hij niet in het bezit was van een ontheffing om de tram/busbaan te mogen berijden en/of
- terwijl hij, verdachte, met de (verkeers)situatie ter plaatse (goed) bekend was;
verdachte heeft, bij nadering van de kruising van de Marnixstraat met de Elandsgracht waargenomen dat er zich een voetganger ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats -gelegen, gezien verdachtes rijrichting, vlak na de kruising van de Marnixstraat met de Elandsgracht- bevond;
verdachte is vervolgens voornoemde kruising overgestoken, althans over gaan steken en heeft daarbij zijn snelheid opgevoerd, terwijl hij, verdachte, de tram/busbaan is blijven berijden en/of heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of is er zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende van blijven vergewissen dat voornoemde voetganger (zijnde [slachtoffer]) voornoemde voetgangersoversteekplaats wilde oversteken en/of heeft verdachte zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende van vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende van blijven vergewissen dat hij deze voetganger op voornoemde voetgangersoversteekplaats voorrang diende te verlenen, althans voor diende te laten gaan;
immers heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor deze voetganger, die doende was voornoemde voetgangersoversteekplaats, gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links, over te steken, althans die zich (daartoe) op voornoemde voetgangersoversteekplaats bevond;
hierdoor is verdachte tegen voornoemde voetganger aangereden en/of aangebotst, waardoor aan deze voetganger ([slachtoffer]) vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
Subsidiair
hij op of omstreeks 17 januari 2008 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Marnixstraat, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt;
bestaande dat gedrag hieruit:
hij, verdachte, heeft toen aldaar, als bestuurder van voornoemde personenauto gereden over de tram/busbaan van de Marnixstraat, komende uit de richting van de Rozengracht en gaande in de richting van het Leidseplein,
- terwijl het donker was en/of
- terwijl het wegdek vochtig was en/of
- terwijl hij niet in het bezit was van een ontheffing om de tram/busbaan te mogen berijden en/of
- terwijl hij, verdachte, met de (verkeers)situatie ter plaatse (goed) bekend was;
verdachte heeft, bij nadering van de kruising van de Marnixstraat met de Elandsgracht waargenomen dat er zich een voetganger ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats -gelegen, gezien verdachtes rijrichting, vlak na de kruising van de Marnixstraat met de Elandsgracht- bevond;
verdachte is vervolgens voornoemde kruising overgestoken, althans over gaan steken en heeft daarbij zijn snelheid opgevoerd, terwijl hij, verdachte, de tram/busbaan is blijven berijden en/of heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of is er zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende van blijven vergewissen dat voornoemde voetganger (zijnde [slachtoffer]) voornoemde voetgangersoversteekplaats wilde oversteken en/of heeft verdachte zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende van vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende van blijven vergewissen dat hij deze voetganger op voornoemde voetgangersoversteekplaats voorrang diende te verlenen, althans voor diende te laten gaan;
immers heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor deze voetganger, die doende was voornoemde voetgangersoversteekplaats, gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links, over te steken, althans die zich (daartoe) op voornoemde voetgangersoversteekplaats bevond;
hierdoor is verdachte tegen voornoemde voetganger aangereden en/of aangebotst."
2.2. Daarvan heeft het Hof bewezenverklaard dat hij:
"op 17 januari 2008 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (taxi) -in de hoedanigheid van beroepschauffeur-, daarmee rijdende over de tram/busbaan van de Marnixstraat zich zodanig, te weten roekeloos heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenletsel en een gebroken linker onderbeen werd toegebracht;
bestaande dat gedrag uit het volgende:
de verdachte, heeft toen daar, als bestuurder van voornoemde personenauto gereden over de tram/busbaan van de Marnixstraat, komende uit de richting van de Rozengracht en gaande in de richting van het Leidseplein,
- terwijl het donker was en
- terwijl het wegdek vochtig was en
- terwijl hij niet in het bezit was van een ontheffing om de tram/busbaan te mogen berijden en
- terwijl hij met de verkeerssituatie ter plaatse goed bekend was;
de verdachte heeft, bij nadering van de kruising van de Marnixstraat met de Elandsgracht waargenomen dat er zich een voetganger ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats - gelegen gezien verdachtes rijrichting, vlak na de kruising van de Marnixstraat met de Elandsgracht- bevond;
de verdachte is vervolgens die kruising overgestoken, terwijl hij de tram/busbaan is blijven berijden en heeft zich er daarbij niet van vergewist en is er zich er niet van blijven vergewissen dat die voetganger, [slachtoffer], wilde oversteken;
immers heeft de verdachte niet tijdig en niet voldoende afgeremd en is de verdachte niet tijdig en niet voldoende uitgeweken voor deze voetganger, die doende was, gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links, over te steken,
hierdoor is de verdachte tegen voornoemde voetganger aangereden en aangebotst waardoor aan deze voetganger ([slachtoffer]) het hiervoor omschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht."
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik heb vaak op die weg en dus over die drempels gereden. Het klopt dat ik toen niet in het bezit was van de trambaanontheffing en toch op de trambaan reed. (...) Het klopt dat ik het slachtoffer heb zien staan. Hij stond ter hoogte van de hoofdingang van het politiebureau aan de Marnixstraat. (...) Ik heb het slachtoffer voor het eerst gezien toen ik afremde voor het kruispunt. Hij stond met zijn fiets richting het Leidseplein. (...) Bij de kruising keek ik om me heen en zag ik hem. Toen ik ging afremmen heb ik om me heen gekeken en ben ik doorgereden. Ik heb niet meer op het slachtoffer gelet. Ik heb ook niet gezien dat hij de rijbaan overstak. Ik heb niet meer op hem gelet en hem dus niet meer gezien. (...) Op het moment dat ik hem zag ben ik gaan remmen en heb ik naar links gestuurd. Ik had hem toen al geraakt. Dit gebeurde iets voorbij het zebrapad."
2. een proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming van 17 januari 2008, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Ik, verbalisant, heb de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Volgnummer: 1
Categorie omschrijving: Geluid- en beeldapparatuur
Object: Cd (video)."
3. een proces-verbaal 'Opname en interpretatie plaats ongeval' van 25 maart 2008, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"4.2. Oorzaak, toedracht en gevolg
Gezien de schadesporen en de sporen aan de rechtervoorzijde van de taxi en het feit dat het slachtoffer letsel had aan de linkerzijde van het hoofd, was de voetganger c.q. fietser de tram/busbaan opgelopen dan wel gereden van rechts naar links ten opzichte van de rijrichting van de taxi, dus vanaf het trottoir van het hoofdbureau."
4. een proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2008, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Pleegplaats werkgebied: Amsterdam
Via de camera welke is bevestigd aan het hoofdbureau van politie zijde Elandsgracht en gericht is naar de Marnixstraat is te zien dat [slachtoffer] en zijn vriendin in beeld verschijnen. Zij stoppen en staan stil midden in beeld bij de onderdoorgang van het hoofdbureau van politie op de hoek Elandsgracht/Marnixstraat. Te zien is dat [slachtoffer] direct hierna oversteekt via de voetgangersoversteekplaats welke direct voor de onderdoorgang van het hoofdbureau ligt. De taxi verschijnt in beeld voor de kruising Marnixstraat/Elandsgracht. Op 17-01-2008 te 02:08:50 heeft de aanrijding plaatsgevonden."
5. een proces-verbaal 'Opname en interpretatie plaats ongeval' van 25 maart 2008, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"2.2. Omschrijving plaats ongeval
De Marnixstraat bestond ter plaatse, net na de kruising met de Elandsgracht, uit 1 rijbaan met 1 rijstrook voor het verkeer komende uit de richting van de Rozengracht en gaande in de richting van het Leidseplein. Links naast deze rijstrook bevond zich een afgescheiden tram/busbaan voor trams en bussen in beide richtingen. De aanrijding had plaatsgevonden op de tram/busbaan in de richting van het Leidseplein (...)
2.2.1.
Het ongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Marnixstraat te Amsterdam. Direct na de kruising met de Elandsgracht, gezien vanuit de richting Rozengracht, is er een voetgangersoversteekplaats gesitueerd. De weg was gelegen binnen de bebouwde kom. De wettelijk toegestane maximum snelheid bedroeg ter plaatse 50 km/h.
(...)
2.2.4.
Op het moment van de aanrijding was het nacht.
2.2.5.
De straatverlichting was in werking.
(...)
2.2.7.
Het wegdek van de Marnixstraat en met name de trambaan was verhard en bestond uit betonplaten. Het wegdek was vochtig.
(...)
5.1. Foto's
(...) Door twee beveiligingscamera's van het hoofdbureau van politie zijn een aantal opnames gemaakt welke in de bijlage van de fotomap zijn verwerkt. De foto's 1a t/m 4a zijn gemaakt door de beveiligingscamera die hangt aan de gevel op de Elandsgracht.(...)
Foto: la zicht vanaf het hoofdbureau van politie naar de Marnixstraat
Foto: 2a zicht vanaf het hoofdbureau van politie naar de Marnixstraat met links het ongevalsvoertuig
Foto: 3a idem met rechts boven het ongevalsvoertuig met vermoedelijk de remlichten ontstoken
Foto: 4a idem met rechts boven het ongevalsvoertuig met vermoedelijk de remlichten ontstoken."
6. een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 april 2010, opgemaakt door Ir. B. Hoogeboom en Dr. J. Alberink, voor zover inhoudende:
"1. Te onderzoeken materiaal
Stukken van overtuiging (SVO): 1.001
Omschrijving: CD-recordable
(...)
4. Onderzoek
De beelden aangetroffen op de CD [1.001] zijn afgespeeld met de bijgeleverde software. (...) Er zijn vier beelden aangetroffen waarop de aangewezen auto zichtbaar is. Deze beelden zijn in Figuur l afgebeeld (p.3).
(...)
Om de snelheid van de auto te kunnen berekenen is het noodzakelijk om de positie van de auto in de verschillende beelden te kunnen bepalen. Uit de afstand tussen twee posities volgt dan de afgelegde weg van de auto tussen die twee beelden.(...)
In Figuur 2 (p. 4) is een montage afgebeeld van de vier beelden van de auto samengevoegd in één beeld. Hierin zijn de drie trajecten schematisch aangegeven waarover de snelheid in deze rapportage bepaald is. De afstand van het totale traject bedraagt circa 40 meter."
Schema
een medische verklaring betreffende [slachtoffer] van 14 februari 2008, opgemaakt door N. Lindenbergh, arts-assistent neurochirurgie, voor zover inhoudende:
"Medische informatie betreffende: [slachtoffer].
Uitwendig waargenomen letsel:
Fractuur linker onderbeen waarvoor externe fixatie is geplaatst.
Psychische stoornissen en/of storingen in het bewustzijn?
Comateus bij binnenkomst.
Bijzondere mededelingen:
Patiënt had een acute hersenbloeding - acuut subduraal hematoom - (levensbedreigend), die behandeld werd middels verwijderen van de bloeding. Tijdens operatie waren de hersenen zodanig gezwollen dat de verwijderde botlap nog niet teruggeplaatst kon worden."
2.3.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a Sv houdt onder het opschrift "Nadere bewijsoverwegingen" in:
"- Het is een feit van algemene bekendheid dat de abri die staat afgebeeld op de foto's die zich bevinden in de fotorapportage bij verkeersongevalanalyse (PV-nummer 2008015590) een gecombineerde tram/(nacht) bushalte betreft.
- Het hof stelt vast dat de in bewijsmiddel 6 bedoelde vier 'aangetroffen beelden' identiek zijn aan de in bewijsmidde1 5 respectievelijk bedoelde foto's 2a, la, 3a en 4a. Op foto 4a is de auto te zien juist voordat hij rechts buiten het bereik van de camera zal komen, dus vlak voor het punt van aanrijding. Het hof verbetert de in het verkort arrest gegeven bewijsoverwegingen in zoverre, dat onder het tussenkopje Ten aanzien van de gereden snelheid in de zin 'Voorts blijkt dat de verdachte het kruispunt met een snelheid gelegen tussen de 58 en 67 km/u is overgestoken en dat hij in het laatste traject, namelijk gelegen na het kruispunt tot het punt van aanrijding een snelheid had, gelegen tussen de 39 en 49 km/u, 'het punt van aanrijding' wordt vervangen door 'vlak voor het punt van aanrijding'.
- Het hof begrijpt dat de door het NFI onderzochte cd-recordable, aldaar aangeduid als SVO 1.001, de in bewijsmiddel 2 met volgnummer 1 aangeduide cd(video) betreft.
(...)"
2.3.3. Het bestreden arrest houdt onder het hoofd "Bewijsoverwegingen" voorts nog het volgende in:
"De advocaat-generaal heeft zich aan de hand van een door haar aan het hof overgelegde notitie op het standpunt gesteld dat in het onderhavige geval sprake is van roekeloosheid. Daarnaast heeft zij gesteld dat voor de verdachte een 'Garantenstellung' geldt: nu de verdachte een taxichauffeur is mag van hem als weggebruiker meer worden verwacht.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting primair op het standpunt gesteld dat bij de verdachte geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat, indien het hof van oordeel is dat bij de verdachte wel sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, de zwaarste schuldvorm, te weten roekeloosheid, niet kan worden bewezen. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd, kort samengevat, dat uit de stukken van het dossier niet volgt dat het slachtoffer op het moment dat hij door de verdachte werd aangereden zich op de voetgangersoversteekplaats bevond. Nu dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld is de vraag of de verdachte bedacht heeft moeten zijn op overstekende voetgangers, dan wel of de verdachte de plicht had om het slachtoffer voorrang te verlenen. Voorts blijkt uit het NFI-rapport dat de verdachte heeft afgeremd. Het feit dat de verdachte zonder ontheffing op de trambaan reed, met een hogere snelheid dan daar is toegestaan, is onvoldoende om te spreken van roekeloos rijgedrag, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Voor de beoordeling van het verkeersgedrag van de verdachte in het onderhavige geval, beziet het hof het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden van het geval.
Ten aanzien van de plaats van het ongeval
Het ongeval vond plaats op de Marnixstraat, net na de kruising met de Elandsgracht; dit is in het centrum van Amsterdam. De Marnixstraat bestaat daar uit één rijbaan met één verkeersstrook voor het verkeer komende uit de richting van de Rozengracht en gaande in de richting van het Leidseplein. Links naast deze rijstrook bevindt zich een afgescheiden baan voor trams en bussen in beide richtingen, waarop de verdachte met zijn auto reed. Vanuit die richting bezien, is direct na het kruisen van het kruispunt op de Marnixstraat een voetgangersoversteekplaats gelegen en enkele meters daarna een tram/nachtbushalte.
Vaststaat dat het slachtoffer kort na 2 uur 's nachts de Marnixstraat, ter hoogte van de hoek van het politiebureau, is gaan oversteken. Uit beelden van de camera die is bevestigd aan het politiebureau, valt op te maken dat het slachtoffer, (bezien vanaf de Elandsgracht-Kinkerstraat) in de lijn van het midden van de onderdoorgang van het politiebureau, de Marnixstraat is overgestoken. Dit is ter hoogte van genoemde voetgangersoversteekplaats. Het slachtoffer heeft de Marnixstraat dus overgestoken op of vlak na een voetgangersoversteekplaats en in de directe nabijheid van een tramhalte.
Daarnaast staat vast dat het slachtoffer, voordat de verdachte hem heeft aangereden reeds de eerste verkeersstrook had overgestoken en inmiddels bezig was de trambaan over te steken.
Ten aanzien van de gereden snelheid
Het NFI heeft aan de hand van camerabeelden de snelheid van de door de verdachte bestuurde auto met een grote mate van nauwkeurigheid kunnen vaststellen, zoals weergegeven in het NFI-rapport van 13 april 2010. De bevindingen van het NFI komen er op neer dat de verdachte bij het benaderen van het kruispunt met een snelheid gelegen tussen 57 en 68 km/u heeft gereden.
Voorts blijkt dat de verdachte het kruispunt met een snelheid gelegen tussen de 58 en 67 km/u is overgestoken en dat hij in het laatste traject, namelijk gelegen na het kruispunt tot het punt van aanrijding een snelheid had, gelegen tussen de 39 en 49 km/u.
De verdachte heeft aldus veel te snel gereden. Niet alleen voor wat betreft het rijden binnen de bebouwde kom, maar ook voor wat betreft het naderen van een kruispunt. Voor wat betreft de gereden snelheid ter hoogte van de tramhalte geldt het hiernavolgende.
Ten aanzien van de trambaan
De verdachte is ter hoogte van de Rozengracht op de trambaan van de Marnixstraat (in de richting van het Leidseplein) gaan rijden. Het is voor automobilisten verboden om over deze trambaan te rijden, maar taxichauffeurs kunnen daarvoor een ontheffing krijgen. Daartoe is onder meer vereist dat de taxichauffeur een specifieke opleiding volgt en met goed gevolg afrondt. De verdachte is - en was ook ten tijde van het ongeval op 17 januari 2008 - taxichauffeur in Amsterdam, maar op die datum nog niet in het bezit van een trambaanontheffing. Wel was de verdachte in die periode bezig met de opleiding voor het verkrijgen daarvan en hij was op de hoogte van de regels die gelden voor het rijden op de trambaan.
Eén van deze regels houdt in dat ter hoogte van een tramhalte met een gepaste snelheid van 20 à 30 km/u dient te worden gereden. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat, vanwege de zich in het wegdek bevindende gladde tramrails, auto's op een trambaan een langere remweg hebben. Uit genoemd NFI-onderzoek blijkt echter dat de verdachte met een veel te hoge snelheid de tramhalte is genaderd en zeker niet heeft gereden conform de daarvoor geldende ontheffingsregels.
Ten aanzien van de weer- en verkeerssituatie
Ten tijde van het ongeval (rond 2 uur 's nachts) was het droog, maar het wegdek was nog vochtig van een eerdere regenbui. Er was weinig verkeer op de Marnixstraat en het kruispunt was goed verlicht. Het zicht van de verdachte was onbelemmerd.
Ten aanzien van de positie van het slachtoffer
In zijn verklaringen van 17 en 18 januari 2008 en op de terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij vóór het kruispunt het slachtoffer met zijn fiets in de richting van het Leidseplein aan de hand, heeft zien staan bij het politiebureau op de hoek van de Marnixstraat met de Elandsgracht. De verdachte dacht daarom dat het slachtoffer naar het Leidseplein zou gaan. Daarna heeft de verdachte niet meer op het slachtoffer gelet. Deze verklaringen heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd.
Het slachtoffer bevond zich op het moment dat de verdachte hem voor het eerst had waargenomen vlakbij een voetgangersoversteekplaats. De verdachte had hier alert op moeten zijn én blijven, nu het slachtoffer zeer wel er toe kon besluiten gebruik te maken van deze voetgangersoversteekplaats. Doordat de verdachte zich er niet van is blijven vergewissen wat het slachtoffer zou gaan doen, heeft hij niet gezien dat het slachtoffer reeds bezig was met het oversteken van de Marnixstraat.
De veronderstelling van de verdachte dat het slachtoffer vast van plan zou zijn geweest zich richting het Leidseplein te begeven zodat hij niet meer op hem hoefde te letten is een ernstige beoordelingsfout geweest. Hierbij komt dat de verdachte werkt(e) als taxichauffeur in Amsterdam en aldus ruime ervaring behoort te hebben met het waarnemen en inschatten van het gedrag van andere verkeersdeelnemers, juist ter hoogte van voetgangersoversteekplaatsen in het centrum van Amsterdam. Juist van een taxichauffeur mag wat dat betreft een verhoogde alertheid worden verwacht.
Conclusie: roekeloos rijgedrag
Naar het uiterlijk waarneembare rijgedrag van de verdachte, met inbegrip van de omstandigheden zoals die zich objectief voordeden, komt het hof, gelet op voorgaande vastgestelde omstandigheden, tot de slotsom dat de verdachte heeft blijk gegeven van een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid aangaande zijn rijgedrag. Dat rijgedrag wordt door het hof aangemerkt als roekeloos rijgedrag, ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen."
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat de verdachte als bestuurder van een personenauto zich roekeloos heeft gedragen, zonder nadere motivering onbegrijpelijk is.
3.2. Het primair tenlastegelegde is toegesneden op art. 6 in verbinding met art. 175 WVW 1994. De in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende term "roekeloos" moet derhalve geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 175, tweede lid aanhef en onder b, WVW 1994.
3.3.1. Ingevolge bestendige rechtspraak kan in cassatie slechts worden onderzocht of de schuld aan een verkeersongeval in de zin van art. 6 WVW 1994 uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, LJN AO5822, NJ 2005/252).
3.3.2. Voor de schuldvorm "roekeloosheid" geldt op zichzelf hetzelfde, zij het dat daarbij moet worden betrokken dat deze roekeloosheid in de wetsgeschiedenis als "de zwaarste vorm van het culpose delict" wordt aangemerkt die tot onder meer een verdubbeling van het maximum van de op te leggen vrijheidsstraf heeft geleid. Mede met het oog op het strafverhogende effect van dit bestanddeel moeten daarom aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid, dus de zwaarste vorm van schuld, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter in voorkomende gevallen daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven (vgl. HR 22 mei 2012, LJN BU2016).
3.4. In het licht van het voorafgaande schiet de motivering van het Hof tekort. De door het Hof genoemde omstandigheden dat de verdachte in de hoedanigheid van beroeps(taxi)chauffeur 's nachts op een nat wegdek met onbelemmerd zicht met een veel te hoge snelheid en zonder ontheffing heeft gereden op de trambaan, dat de verdachte op de hoogte was van de daar geldende lagere maximumsnelheid en het gevaar van de langere remweg op de tramrails, en voorts dat de verdachte de voetganger heeft gezien maar heeft gedacht dat deze een andere kant op zou gaan en vervolgens die voetganger - terwijl deze de rijbaan reeds was overgestoken ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats en doende was de trambaan over te steken - heeft aangereden, zouden toereikend kunnen zijn voor het oordeel dat de verdachte - zoals hem onder primair eveneens is tenlastegelegd - "zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam" heeft gereden, maar zij zijn niet zonder meer toereikend voor het oordeel van het Hof dat de verdachte "roekeloos" in de zin van art. 6 in verbinding met art. 175 WVW 1994 heeft gereden.
3.5. Het middel is gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 3 juli 2012.