ECLI:NL:HR:2012:BW4018

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05434
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst verzekeringsportefeuille; dwaling en bewijsaanbod

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 10/05434. De zaak betreft de vernietiging van een koopovereenkomst van een verzekeringsportefeuille op basis van dwaling. Eiser, handelend onder de naam [A], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en arresten van het hof. De advocaat van eiser, mr. P. Garretsen, heeft de zaak toegelicht, terwijl mr. A. van Staden ten Brink en mr. E. Nijhof namens verweerder hebben gepleit. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

15 juni 2012
Eerste Kamer
10/05434
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mr. D.M. de Knijff en mr. A. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 229776/HA ZA 04-3350 van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 september 2004, 8 december 2004 en 30 maart 2005;
b. de arresten in de zaak 105.003.425/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 mei 2007, 17 juli 2007 en 27 juli 2010.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van 15 mei 2007 en 27 juli 2010 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door mr. P. Garretsen. Namens [verweerder] is de zaak toegelicht door mr. A. van Staden ten Brink en mr. E. Nijhof, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 26 april 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 15 juni 2012.