ECLI:NL:HR:2012:BW3694
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de grondslag van de tenlastelegging in een cassatieprocedure inzake schuldheling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van schuldheling van verschillende goederen, waaronder een auto en diverse persoonlijke bezittingen. Het Hof had echter in zijn uitspraak geen van de specifiek genoemde goederen in de tenlastelegging bewezen verklaard, maar enkel gesproken over 'goederen'. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet op de grondslag van de tenlastelegging was gebaseerd, wat in strijd is met de artikelen 348 en 350 in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet correct had beraadslaagd en beslist op de grondslag van de tenlastelegging, waardoor de bewezenverklaring betrekking had op andere goederen dan die in de tenlastelegging waren opgesomd.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het onder 6 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de tenlastelegging en de noodzaak voor de rechter om zich aan de grondslag van de tenlastelegging te houden bij het doen van een bewezenverklaring.