ECLI:NL:HR:2012:BW2482
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Detentieongeschiktheid en voorwaardelijk verzoek in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1961, had een beroep ingesteld tegen de veroordeling voor poging tot doodslag, waarbij hij een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, opgelegd had gekregen. De verdediging voerde aan dat de verdachte detentieongeschikt was, onderbouwd door een rapport van psychotherapeute mw. drs. Van Asperen Vervenne, die stelde dat detentie fataal voor de verdachte zou kunnen zijn. De raadsman verzocht het Hof om een psychologische rapportage op te laten maken om de detentiegeschiktheid van de verdachte te beoordelen.
Het Hof had echter verzuimd om een beslissing te nemen op dit verzoek, wat volgens de Hoge Raad in strijd was met de wet. De Hoge Raad oordeelde dat, wanneer de verdediging gemotiveerd aanvoert dat de verdachte detentieongeschikt is, de rechter verantwoording moet afleggen over zijn oordeel dat de verdachte gevangenisstraf kan ondergaan. Het verzuim van het Hof om op het verzoek van de verdediging te beslissen, leidde tot nietigheid van de uitspraak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat de rechter in dergelijke gevallen zorgvuldig moet omgaan met de argumenten van de verdediging en dat een uitdrukkelijke beslissing op verzoeken van de verdediging noodzakelijk is. Dit arrest onderstreept het belang van een zorgvuldige afweging van de detentiegeschiktheid van verdachten, vooral in situaties waarin ernstige psychische problemen zijn aangetoond.