ECLI:NL:HR:2012:BW2470
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in cassatie bij niet indienen middelen
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door de betrokkene tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. De uitspraak van het hof, gedateerd 1 november 2005, betrof een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1981 en wonende te [woonplaats], heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 april 2012 geoordeeld dat de betrokkene niet kan worden ontvangen in het beroep, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Dit houdt in dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend door een raadsman. Hierdoor is de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie niet gewaarborgd.
De Hoge Raad heeft de betrokkene derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.