ECLI:NL:HR:2012:BW2464

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01776
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting door gebrek aan aanzegging aan verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdachte had in de appelakte een ander adres opgegeven dan dat waarop hij ingeschreven stond in de gemeentelijke basisadministratie. De Hoge Raad herhaalt de toepasselijke regels uit een eerdere uitspraak en oordeelt dat uit de stukken niet blijkt dat de appeldagvaarding is toegezonden aan het in de appelakte vermelde adres. Dit verzuim van het Hof leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.

De Hoge Raad stelt vast dat het Hof had moeten onderzoeken of er reden was om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, zodat de verdachte alsnog in de gelegenheid gesteld kon worden om bij het onderzoek aanwezig te zijn. Het verzuim van het Hof om dit te doen, heeft geleid tot de nietigheid van de uitspraak. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, wat de Hoge Raad heeft bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste aanzegging aan de verdachte en de noodzaak voor de rechter om te verifiëren of de verdachte op de hoogte is gesteld van de zitting. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

17 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/01776
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te 's-Gravenhage van 2 februari 2010, nummer 22/005491-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te 's-Gravenhage, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de behandeling van de zaak ten onrechte niet heeft aangehouden, althans onvoldoende heeft gemotiveerd waarom aanhouding achterwege kon blijven.
2.2. Bij de stukken van het geding bevinden zich:
(i) het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 16 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte aldaar als adres heeft opgegeven: [a-straat 1] te Amsterdam;
(ii) een akte instellen rechtsmiddel van 26 juni 2008, die als adres van de verdachte vermeldt: [a-straat 1] te Amsterdam;
(iii) een aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep gehecht GBA-overzicht van 25 november 2009, dat vermeldt dat de verdachte vanaf 2 mei 2007 ingeschreven staat op het adres [b-straat 1] te Amsterdam;
(iv) een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep, die inhoudt dat de geadresseerde niet werd aangetroffen op het onder (iii) genoemde adres en de dagvaarding is uitgereikt aan de zich op dat adres bevindende [betrokkene 1], die zich bereid verklaarde de brief in ontvangst te nemen en onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen;
(v) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2010 waaruit blijkt dat de verdachte, noch zijn raadsman aldaar is verschenen.
2.3. Indien door of namens de verdachte bij het instellen van hoger beroep in de appelakte een ander adres is opgegeven dan dat waarop hij is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de appeldagvaarding weliswaar volgens de wettelijke voorschriften met inachtneming van het adres waar de verdachte als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens aan de verdachte is betekend, maar deze hem niet tevens aan dat in de appelakte vermelde adres is toegezonden, kan de rechter die de zaak in hoger beroep behandelt niet op de enkele grond dat de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen, aannemen dat deze van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht vrijwillig afstand heeft gedaan (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.38 onder a).
2.4. Uit de stukken kan niet blijken dat de appeldagvaarding aan het in de appelakte vermelde adres [a-straat 1] te Amsterdam is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit brengt mee dat het Hof ervan blijk had moeten geven te hebben onderzocht of er reden was om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en van de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
2.5. Het middel is dus terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 17 april 2012.